ECLI:NL:HR:2011:BO5819
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Oordeel over redelijke termijn na terugwijzing in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en het voorhanden hebben van een boksbeugel. De verdachte had eerder beroep in cassatie ingesteld, waarbij de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden. De Hoge Raad oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie kan worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling van de zaak na terug- of verwijzing. Het Hof had in hoger beroep de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, waarbij de verdachte meerdere keren schuldig was bevonden aan schuldheling. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De opgelegde taakstraf wordt verminderd van 240 uren naar 216 uren, en de duur van de vervangende hechtenis wordt verminderd van 120 dagen naar 108 dagen. De overige middelen van de verdachte leiden niet tot cassatie. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de mogelijkheid voor de rechter om deze overschrijding te compenseren met een snelle behandeling na terugverwijzing.