ECLI:NL:HR:2011:BO5769

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsaanbod en getuigenverhoor in civiele procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee eisers en twee verweerders, waarbij de eisers in cassatie zijn opgekomen tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Breda en het hof, waaruit blijkt dat de eisers bij een voorlopig getuigenverhoor getuigen hebben kunnen voorbrengen. De kern van de zaak draait om het passeren van een onvoldoende gespecificeerd en niet ter zake dienend bewijsaanbod door de appelrechter. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens de leiding had.

Uitspraak

28 januari 2011
Eerste Kamer
09/03595
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats]
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J. Brandt, thans mr. I.E. Reimert,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
laatstelijk wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 149133/HA ZA 05-1248 van de rechtbank Breda van 28 februari 2007;
b. het arrest in de zaak HD 103.004.997 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 mei 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 28 januari 2011.