ECLI:NL:HR:2011:BO5758

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot betaling van kinderalimentatie door jongmeerderjarige dochter wegens onvoldoende draagkracht

In deze zaak heeft de jongmeerderjarige dochter, hierna aangeduid als verzoekster, een verzoek tot cassatie ingediend tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De dochter verzocht om betaling van kinderalimentatie door haar vader, hierna aangeduid als verweerder. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder op 15 september 2009 een beschikking gegeven, gevolgd door een beschikking van het hof op 26 mei 2010, waarin het verzoek om alimentatie werd afgewezen. De vader heeft in cassatie verzocht het beroep van de dochter te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep van de dochter op 21 januari 2011 verworpen, en de beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak benadrukt de criteria voor het toekennen van kinderalimentatie en de rol van de draagkracht van de ouders.

Uitspraak

21 januari 2011
Eerste Kamer
10/03693
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De dochter],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Tamas.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de dochter en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 332571/FA RK 09-1897 van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 september 2009,
b. de beschikking in de zaak 200.051.997/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 mei 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de dochter beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 januari 2011.