ECLI:NL:HR:2011:BO5235
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/02824 P. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingesteld tegen de betrokkene, geboren in 1974. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 april 2004. De Hoge Raad oordeelt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het Hof niet zonder meer begrijpelijk is, vooral omdat de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken niet in de bewijsvoering is opgenomen. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot vermindering van de betalingsverplichting met € 226,89, waardoor deze op € 2042,01 zou komen te liggen.
Het Hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 5547,-, rekening houdend met 15 ad informandum gevoegde feiten. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek met betrekking tot een diefstal van een laptop, niet begrijpelijk is. De betrokkene had verklaard dat de laptop was verkocht voor een bedrag tussen de fl. 1000,- en fl. 1200,-, wat de schatting van het Hof in twijfel trekt. De Hoge Raad heeft om doelmatigheidsredenen de zaak zelf afgedaan en de betalingsverplichting verminderd tot € 4.773,11.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat ook heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.