ECLI:NL:HR:2011:BO4657

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01760
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en de toepassing van de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was schuldig bevonden aan het maken van een gewoonte van witwassen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 13 november 2007. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte meermalen geldbedragen en twee personenauto's had verworven, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De Hoge Raad oordeelde echter dat de bewezenverklaarde gedragingen die voor 14 december 2001 hadden plaatsgevonden, niet strafbaar waren op grond van de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, die pas op die datum in werking traden. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld, en de Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad bevestigde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan gewoontewitwassen voor de inwerkingtreding van de relevante artikelen. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving met betrekking tot witwassen en de tijdsaspecten van strafbaarheid.

Uitspraak

18 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/01760
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 april 2009, nummer 23/002659-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte schuldig heeft verklaard aan het maken van een gewoonte van het plegen van witwassen in de periode vóór 14 december 2001.
2.2. Het Hof heeft met bevestiging van het vonnis van de Rechtbank ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 13 november 2007 te Zandvoort van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte meermalen geldbedragen en een personenauto, merk Chrysler, type PT Cruiser met het kenteken [AA-00-BB] en een personenauto, merk BMW, type 6ER Reihe, 645 met het kenteken [CC-00-DD] verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat boven omschreven geldbedragen en goederen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.3. Het Hof heeft, het vonnis van de Rechtbank ook in zoverre bevestigend, het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "gewoontewitwassen" en als toepasselijke wettelijke voorschriften de art. 420bis en art. 420ter Sr aangehaald.
2.4. De art. 420bis en art. 420ter Sr zijn bij wet van 6 december 2001 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven (Stb. 2001, 606) in het wetboek van Strafrecht opgenomen. De wet van 6 december 2001 is in werking getreden op 14 december 2001. Dit betekent dat de bewezenverklaarde gedragingen voor zover zij zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2000 tot 14 december 2001 niet strafbaar zijn op grond van de art. 420bis en art. 420ter Sr. Het Hof heeft het bewezenverklaarde voor zover het die periode betreft ten onrechte gekwalificeerd als het maken van een gewoonte van witwassen.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 18 januari 2011.