ECLI:NL:HR:2011:BO4060
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens ziekte en het recht op aanwezigheid bij de terechtzitting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn zaak wegens ziekte, na een operatie aan zijn bovenkaak. De raadsman van de verdachte had een faxbericht gestuurd waarin hij de medische situatie van de verdachte uiteenzette en verzocht om uitstel van de rechtszitting. Het Hof had echter het aanhoudingsverzoek afgewezen, met de overweging dat de verdachte naar de zitting had kunnen komen en dat ter terechtzitting beoordeeld moest worden of de verdachte zich voldoende kon verweren.
De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet kon worden gedragen door de overwegingen van het Hof. De Hoge Raad benadrukte dat het recht op aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), voorop staat. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat het belang van een behoorlijke strafvordering zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om aanwezig te zijn. De Hoge Raad concludeerde dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding niet begrijpelijk was, gezien de medische situatie van de verdachte en de gevolgen daarvan voor zijn verdediging.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest onderstreept het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte en de noodzaak voor de rechter om zorgvuldig te oordelen over aanhoudingsverzoeken, vooral in situaties waarin de gezondheid van de verdachte in het geding is.