ECLI:NL:HR:2011:BO4020

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01529
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen bevestiging van het vonnis van de rechtbank met betrekking tot bewijsredenering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.Y. Taekema. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin het hof het vonnis van de rechtbank heeft bevestigd. De verdachte was beschuldigd van een strafbaar feit, en het hof heeft in zijn uitspraak verwezen naar 'volledige processen-verbaal' als bewijs voor de bewezenverklaring van het feit. De advocaat-generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde anders.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klacht van de verdachte over de bewijsredenering van het hof niet opgaat. De verwijzing naar de 'volledige processen-verbaal' werd als feitelijk onjuist bestempeld, en het hof had de eisen die aan de bewijsvoering zijn gesteld door de Hoge Raad niet miskend. De Hoge Raad benadrukte dat de werkwijze van het hof niet in strijd was met de wet, en dat de bewijsredenering voldoende inzichtelijk was. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte verworpen en het beroep in cassatie afgewezen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.

Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de bewijsvoering en de motivering van de rechter verduidelijkt. De Hoge Raad bevestigt dat een verwijzing naar bewijsmiddelen voldoende moet zijn om de rechterlijke beslissing te onderbouwen, maar dat deze verwijzing ook nauwkeurig moet zijn om te voorkomen dat ongeoorloofde conclusies worden getrokken. De uitspraak biedt richtlijnen voor toekomstige zaken waarin de bewijsredenering ter discussie staat.

Uitspraak

15 februari 2011
Strafkamer
nr. 09/01529
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 maart 2009, nummer 22/003644-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak, waarbij het vonnis van de Rechtbank "met aanvulling van art. 63 Sr" is bevestigd, ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.2. Hetgeen ten laste van de verdachte onder 1 is bewezenverklaard en de bewijsvoering dienaangaande zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.
2.3. De werkwijze die het Hof, dat het vonnis van de Rechtbank in dit opzicht heeft bevestigd, in de onderhavige zaak heeft gevolgd ten aanzien van de bewijsmotivering van het onder 1 bewezenverklaarde komt hierop neer dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in een terstond uitgewerkt arrest zijn opgenomen in een bewijsredenering waarbij het Hof heeft volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. In beginsel is die werkwijze niet in strijd met art. 359, derde lid, Sv. Een dergelijke bewijsredenering kan de inzichtelijkheid van de door de rechter gevolgde gedachtegang bevorderen, terwijl niet wordt tekortgedaan aan een andere wezenlijke functie van de bewijsmotivering, namelijk dat de rechter op controleerbare wijze zich ervan vergewist dat de beslissing dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, steunt op daartoe redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.
Een zodanige verwijzing naar de bewijsmiddelen behoort zo nauwkeurig te zijn dat voorts kan worden beoordeeld of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel of de bewijsmiddelen niet zijn gedenatureerd. (Vgl. HR 15 mei 2007, LJN BA0424, NJ 2007/387, rov. 5.5.2 en rov. 5.6.1)
2.4. Die door het Hof gevolgde werkwijze wordt in cassatie als volgt bestreden:
"Een verwijzing naar volledige processenverbaal, dan wel naar volledige pagina's daarvan, volstaat niet.
Onvoldoende duidelijk is en blijft in dat geval welke onderdelen van de bewijsmiddelen volgens de rechtbank en het gerechtshof wel en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De grote hoeveelheid informatie op dergelijke pagina's met daarin tegenstrijdigheden, onvolkomenheden en klaarblijkelijke onjuistheden kan niet - zonder meer - worden getoetst op de bruikbaarheid ervan voor het bewijs."
2.5.1. Voor zover het middel klaagt dat het Hof ter zake van de bewijsredenering van het onder 1 bewezenverklaarde heeft verwezen naar "volledige processen-verbaal" mist het feitelijke grondslag zodat het in zoverre niet tot cassatie kan leiden.
2.5.2. Ook overigens kan het middel niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft de eisen die aan de door hem gevolgde werkwijze door de Hoge Raad zijn gesteld op zichzelf niet miskend, terwijl het middel ten aanzien van geen enkel onderdeel van het onder 1 bewezenverklaarde stellig en duidelijk klaagt in welk opzicht de bewezenverklaring niet in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen dan wel de samenvatting ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel de bewijsmiddelen zijn gedenatureerd.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 15 februari 2011.