ECLI:NL:HR:2011:BO4007

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontoereikende motivering van bewezenverklaring in inbraakzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd en had een beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor inbraak. Het Hof had overwogen dat de verdachte en zijn medeverdachte eerder gezamenlijk waren veroordeeld voor een poging tot woninginbraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat de vaststellingen van het Hof niet voldoende waren onderbouwd met wettige bewijsmiddelen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd was, omdat het Hof niet duidelijk had gemaakt op welke bewijsmiddelen de feitelijke gevolgtrekking was gebaseerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 2 juni 2007 in Amsterdam, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte goederen uit een woning hebben weggenomen. De verdachte had een vingerafdruk achtergelaten op het raam van de woning, wat leidde tot zijn identificatie. Tijdens de procedure werd door de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, vooral omdat de medeverdachte had verklaard dat de verdachte niet bij de inbraak aanwezig was. Het Hof achtte deze verklaring echter niet doorslaggevend, maar de Hoge Raad vond dat het Hof niet voldoende had aangetoond dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de inbraak. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

25 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/00504
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 januari 2009, nummer 23/004891-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Lelystad" te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Holleeder, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt met een aantal klachten op tegen de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"Hij op of omstreeks 2 juni 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [a-straat 1], heeft weggenomen een rijbewijs (met nummer [001]), laptops (merken: Apple Ibook en IBM), een fotocamera (merk: Canon), mp3-spelers (merken: phototrainer en Apple), horloges, een tas, een vulpen, manchetknopen, een portemonnee met inhoud en een autosleutel (van een BMW) toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een raam van die woning te forceren."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam. De inbraak werd gepleegd tussen 2 juni 2007 te 18.40 uur en 3 juni 2007 te 01.00 uur. Op eerstgenoemd tijdstip heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op laatstgenoemd tijdstip zag ik bij thuiskomst dat er was ingebroken. Iemand heeft zich via de voorkant van de woning toegang tot de woning verschaft. De dader is de woning binnengekomen door een raam. Dit openslaande raam was afgesloten door een scharnier. De dader is de woning binnengekomen door middel van ver-, weg- of openbreken.
Uit de woning is het volgende weggenomen:
- rijbewijs: [001]
- portable computer, Apple Ibook
- digitale fotocamera. Canon
- Mp3-speler, walkman, Phototainer
- herenhorloge, Seiko
- herenhorloge Maurice Lacroix
- portable computer, IBM
- Mp3-speler, walkman, Apple
- 1 postbodetas, merk Eastpak
- 1 herenhorloge, merk Fossil
- 1 vulpen
- 1 paar manchetknopen
- 1 portemonnee met inhoud: € 50,-, rijbewijs, paspoort en verschillende bankpasjes
- 1 autosleutel.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"In mijn aangifte ben ik vergeten het horloge, merk Rochemont als gestolen op te geven.
U toont mij nu twee horloges. Ik herken deze horloges als mijn eigendom. Het Rochemont horloge herken ik aan het kapotte glas. Het andere horloge, de Fossil, herken ik voor 99,9% als mijn horloge. Opvallend aan dit horloge is namelijk dat de datum verkeerd staat.
Ik wil nog mededelen dat de week voor de inbraak mijn ramen door een glazenwasser geheel zijn gereinigd."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 4 juni 2007 stelden wij een onderzoek in naar aanleiding van een inbraak in een woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam.
Vermoedelijk hebben de daders het tweede raam links naast de ingang geforceerd. Het sluitmechanisme werkte niet goed meer. Bij deze actie hebben de daders diverse voor identificatiedoeleinden geschikte dactyloscopische sporen achtergelaten. De sporen zijn op een hoogte van ongeveer 2.50 m. vanaf het trottoir op het raam aangetroffen. Deze sporen, gelet op de plaats aantreffen, kunnen vrijwel zeker alleen door de daders zijn gezet. De sporen zijn door de dactyloscoop onderzocht en er zijn twee verdachten geïdentificeerd.
Sporenlijst: SVO-002, dactyloscopisch spoor
SVO-005, dactyloscopisch spoor."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 4 juni 2007 werd een dactyloscopisch onderzoek ingesteld in perceel [a-straat 1] te Amsterdam in verband met diefstal door middel van verbreking. Een spoor SVO-002 is identiek aan de afdruk van de rechtermiddelvinger, voorkomende op een op 27 april 2006 te Amsterdam vervaardigd dactyloscopisch signalement, gesteld ten name van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats].
Mijn verklaring aangaande de identiteit van het aangetroffen spoor berust op het feit dat door mij bij vergelijking van het spoor met de betreffende afdruk op het dactyloscopisch signalement tenminste twaalf dactyloscopische punten van overeenkomsten werden waargenomen, zonder dactyloscopische verschillen."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 4 juni 2007 werd een dactyloscopisch onderzoek ingesteld in perceel [a-straat 1] te Amsterdam in verband met diefstal door middel van verbreking.
Een spoor SVO-005 is identiek aan de afdruk van de rechtermiddelvinger, voorkomende op een op 27 april 2006 te Amsterdam vervaardigd dactyloscopisch signalement, gesteld ten name van [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats].
Mijn verklaring aangaande de identiteit van het aangetroffen spoor berust op het feit dat door mij bij vergelijking van het spoor met de betreffende afdruk op het dactyloscopisch signalement tenminste twaalf dactyloscopische punten van overeenkomsten werden waargenomen, zonder dactyloscopische verschillen."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 20 juni 2007 assisteerden wij bij de aanhouding van de verdachte [medeverdachte] in zijn woning. Ik, tweede verbalisant, zag dat naast zijn bed een tweetal horloges lag. Het viel mij op dat een van deze horloges naast een stalen kast en band een gele wijzerplaat had en dat in deze wijzerplaat drie chronografen zaten in een afwijkende donkere kleur. Ik kon zien dat het merk van dit horloge begon met de letters "Fos". Hierop heb ik, eerste verbalisant, contact opgenomen met de aangever Fanchamps. Op mijn vraag het door hem in de aangifte genoemde horloge nader te omschrijven verklaarde hij mij: "Het betreft een herenhorloge van het merk Fossil. Het heeft een gele wijzerplaat met daarin drie aparte kleinere wijzerplaatjes. Het heeft een ijzeren band met schakels en de omhuizing is ook van ijzer." Ik, eerste verbalisant, hoorde dat het door de aangever omschreven horloge voldeed aan het in de woning van de verdachte waargenomen horloge.
In de kast trof ik een horloge in een witkleurige, langwerpige, kartonnen verpakking aan. Het horloge was van het merk "Rochemont", had een witte wijzerplaat, een gehouden behuizing en een zwart lederen band. Van dit horloge was de glazen plaat niet aanwezig. Ik deelde de aangever mede dat we nog een horloge hadden aangetroffen van het merk "Rochemont". Ik hoorde dat de aangever verklaarde: Dat horloge van mij is ook gestolen tijdens de inbraak. Het zat in een wit doosje. Het horloge heeft een gebruikt zwart lederen bandje en een gouden rand om de wittewijzerplaat. Van het horloge is het glas weg. Ik, tweede verbalisant, hoorde dat de door de aangever gegeven."
g. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Het klopt dat er een vingerafdruk van mij op het raam bij de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam is aangetroffen. Ik ben naar het raam gegaan en ben op het raam gaan klimmen."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor een bewezenverklaring, nu medeverdachte [medeverdachte] als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard de inbraak niet met de verdachte te hebben gepleegd. Tevens heeft de verdachte een verklaring voor het feit dat zijn vingerafdruk op het raam van de betreffende woning is aangetroffen en zijn er geen gestolen goederen uit die woning in het bezit van de verdachte aangetroffen. Aldus dient de verdachte van het hem tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof acht de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg, waarin hij verklaart dat de verdachte niet bij de tenlastegelegde inbraak aanwezig was, niet doorslaggevend, nu [medeverdachte] naar eigen zeggen, ten tijde van het plegen van het feit, erg dronken was en zich niet meer kan herinneren met wie hij die inbraak heeft gepleegd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij langs het betreffende pand liep en zijn naam hoorde roepen. Vervolgens is hij op de vensterbank van het raam geklommen om te kijken wie zijn naam aan het roepen was en op die manier zijn vingerafdrukken op het raam zijn achtergebleven. Volgens de verdachte gebeurde dit niet op 1 of 2 juni 2007.
Het hof acht deze verklaring volstrekt onaannemelijk. Vijf dagen voor de inbraak is het raam, volgens de aangever, gewassen. Een deel van de gestolen goederen is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte], wiens vingerafdruk tezamen met de vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen op het raam van de woning van aangever. De verdachte is in juli 2008 onherroepelijk veroordeeld ter zake van een poging inbraak, terwijl [medeverdachte] op dezelfde datum, ter zake van dezelfde datum als de verdachte, in een zaak met opvolgende parketnummers, is veroordeeld. Het hof acht aannemelijk dat de verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk voor diezelfde woninginbraak zijn veroordeeld.
Het hof overweegt, evenals de politierechter, dat weliswaar niet vast staat dat de verdachte daadwerkelijk in de woning is geweest, maar wel dat hij tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de inbraak heeft gepleegd."
2.3. Het Hof heeft, klaarblijkelijk ter weerlegging van de door de verdachte gegeven alternatieve toedracht wat betreft het aantreffen van zijn vingerafdrukken, onder meer overwogen dat het aannemelijk acht dat de verdachte en zijn medeverdachte eerder gezamenlijk zijn veroordeeld voor een poging tot (woning)inbraak. De vaststellingen waarop het die feitelijke gevolgtrekking heeft gebaseerd kunnen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen, terwijl het Hof ook niet voldoende duidelijk heeft gemaakt aan welke wettige bewijsmiddel(en) het die gegevens heeft ontleend.
De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd. De daarop gerichte klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 januari 2011.