ECLI:NL:HR:2011:BO4007
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontoereikende motivering van bewezenverklaring in inbraakzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd en had een beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor inbraak. Het Hof had overwogen dat de verdachte en zijn medeverdachte eerder gezamenlijk waren veroordeeld voor een poging tot woninginbraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat de vaststellingen van het Hof niet voldoende waren onderbouwd met wettige bewijsmiddelen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd was, omdat het Hof niet duidelijk had gemaakt op welke bewijsmiddelen de feitelijke gevolgtrekking was gebaseerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 2 juni 2007 in Amsterdam, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte goederen uit een woning hebben weggenomen. De verdachte had een vingerafdruk achtergelaten op het raam van de woning, wat leidde tot zijn identificatie. Tijdens de procedure werd door de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, vooral omdat de medeverdachte had verklaard dat de verdachte niet bij de inbraak aanwezig was. Het Hof achtte deze verklaring echter niet doorslaggevend, maar de Hoge Raad vond dat het Hof niet voldoende had aangetoond dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de inbraak. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof.