ECLI:NL:HR:2011:BO3406
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het hoger beroep na verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep, dat is ingesteld tegen een verstekvonnis van de Politierechter. De verdachte had op 4 juni 2008 een verzoek tot aanhouding van de behandeling in eerste aanleg ingediend, maar ontving hierop geen reactie. De dagvaarding voor de zitting in eerste aanleg was op 29 mei 2008 aan de verdachte uitgereikt, en het vonnis was gewezen op 21 augustus 2008. De verdachte heeft pas op 8 oktober 2008 hoger beroep ingesteld, wat buiten de termijn van veertien dagen na het vonnis viel. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat hij niet had geverifieerd of zijn verzoek tot aanhouding was ingewilligd. De Hoge Raad bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de verdachte niet zonder meer mocht vertrouwen op het uitblijven van een reactie op zijn verzoek. De Hoge Raad herhaalt dat een verdachte die een verzoek tot uitstel doet, zich moet vergewissen van de status van zijn zaak. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, omdat het oordeel van het Hof niet in strijd is met de wet en niet onbegrijpelijk is. De zaak benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de verantwoordelijkheid van de verdachte om zich op de hoogte te stellen van de voortgang van zijn zaak.