2.4. De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman heeft ter zitting - samengevat weergegeven - het volgende betoogd.
[Klager 2] (hierna: [klager 2]) heeft van klager een bedrag van € 22.000 geleend voor de aankoop van de hiervoor vermelde personenauto en klager blijft eigenaar van de auto totdat de gehele lening door [klager 2] is terugbetaald, hetgeen een vorm van fiduciaire eigendomsoverdracht is die volstrekt vormvrij kan worden overeengekomen. Tot voor kort was dat ook naar Nederlands recht een gebruikelijke vorm van zekerheidstelling.
De overeenkomst is in Duitsland gesloten waardoor de overeenkomst wordt beheerst door Duits recht. Naar Duits recht bestaat de Sicherheitsübereignung gewoon nog als vorm van zekerheidsverschaffing. Zowel klager als [klager 2] zijn het volstrekt eens over de uitleg van de overeenkomst.
Hoofdregel van het beslagrecht is dat het in beslag genomen voorwerp terug gaat naar de beslagene tenzij een ander redelijkerwijs wordt vermoed de rechthebbende te zijn.
Klager is eigenaar van de auto en [klager 2] had de auto rechtmatig in bezit.
De auto dient teruggegeven te worden aan klager als rechthebbende.
De belangen van strafvordering verzetten zich niet tegen teruggave, nu er geen sprake is van enige verdenking van enig strafbaar feit jegens klager.
De raadsman heeft ter zake een pleitnota overgelegd, waarnaar voor de overige onderbouwing wordt verwezen.
Door de officier van justitie is ter zitting betoogd dat er tegen klager inderdaad geen enkele verdenking bestaat. Nu uit de stukken en het onderzoek ter zitting evenwel voldoende blijkt dat klager niet de eigenaar van de inbeslaggenomen auto is, dient klager niet ontvankelijk in het klaagschrift te worden verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de raadsman is gesteld dat op basis van het "Darlehnsvertrag" d.d. 6 maart 2009 de eigendom van de personenauto naar Duits recht vormvrij is overgedragen aan klager, te weten door een fiduciaire eigendomsoverdracht; zo lang de auto niet volledig is betaald, behoort deze aan klager in eigendom toe.
Klager heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij aan [klager 2] een lening heeft verstrekt van € 22.000 voor de aankoop van de inbeslaggenomen auto en daartoe heeft hij met [klager 2] een Darlehnsvertrag opgemaakt. Klager, gevraagd naar het gemaakte eigendomsvoorbehoud, verklaarde vervolgens dat hij deze steeds in zijn overeenkomsten opneemt als hij spullen verkoopt, doch in dit geval had hij niet aan [klager 2] verkocht en de auto is ook nooit van hem, van klager, geweest; klager heeft aan [klager 2] slechts het geld geleend voor de aankoop van die auto die [klager 2] een tijdje zou rijden en bij de verkoop zou hij de lening meteen aan klager terugbetalen.
Uit de stukken blijkt voorts dat [klager 2] met die geleende € 22.000 op 9 maart 2009 de inmiddels inbeslaggenomen auto heeft gekocht, die auto sedertdien op [klager 2]s naam staat en die auto ook door [klager 2] is verzekerd.
De rechtbank constateert dat een Darlehensvertrag letterlijk vertaald een leningsovereenkomst dan wel een leencontract betreft. Een leningsovereenkomst waarbij klager aan [klager 2] geld leent voor de aankoop van een auto en waar de tegenprestatie voor [klager 2] bestaat uit het maandelijks terugbetalen van € 500 en uiterlijk op 15 april 2013 een totaalbedrag van € 25.000; bij verkoop of vervreemding van de auto wordt het totaalbedrag direct opeisbaar.
Deze overeenkomst spreekt op geen enkele wijze van een (fiduciaire) eigendomsoverdracht van de auto zoals door de raadsman is betoogd. Dat deze fiduciaire eigendomsoverdracht wel als zodanig door klager en [klager 2] bij de overeenkomst is beoogd als vorm van zekerheidsverschaffing, zou weliswaar kunnen volgen uit de verklaring van [klager 2], doch zulks vindt geen bevestiging in de feitelijke gang van zaken, noch in het "Darlehnsvertrag" als zodanig dat slechts spreekt van een eigendomsvoorbehoud, noch in de verklaring van klager dienaangaande. Dat van een fiduciaire eigendomsoverdracht sprake is in de zin dat klager als eigenaar dient te gelden van de inbeslaggenomen auto acht de rechtbank in de onderhavige beslagprocedure onvoldoende aangetoond. Het belang bij teruggave is zijdens klager dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Los van de civielrechtelijke aanspraak die klager op [klager 2] heeft uit hoofde van de geldlening doet dit niets af aan de feitelijke eigendomssituatie van de inbeslaggenomen auto, zoals die thans voorligt. [klager 2] dient in dezen als eigenaar van de auto te worden aangemerkt. Niet kan worden gezegd dat klager uit hoofde van de geldlening - die volgens klager strekt tot terugbetaling door [klager 2] aan klager van € 25.000 - als rechthebbende aanspraak kan maken op afgifte van de inbeslaggenomen auto.
Nu klager niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, dient klager niet ontvankelijk in zijn klaagschrift te worden verklaard."