ECLI:NL:HR:2011:BO2958

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03161
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tegenstrijdige bewezenverklaringen in zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling van het slachtoffer, waarbij het rechteroor van het slachtoffer werd afgesneden. De tenlastelegging omvatte verschillende gedragingen die door de verdachte en zijn mededaders zouden zijn gepleegd op 10 maart 2007 in Rotterdam. Het Hof had de tenlastelegging zo opgevat dat de verdachte tezamen met anderen het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de tenlastelegging door het Hof niet onverenigbaar was en dat de bewezenverklaring niet tegenstrijdig was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden. De Hoge Raad heeft de overige middelen van de verdachte verworpen, waardoor de uitspraak van het Hof in stand bleef, behalve de strafmaat die werd aangepast.

Uitspraak

22 maart 2011
Strafkamer
nr. 09/03161
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 september 2008, nummer 22/005611-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat de bewezenverklaring onder 1 en de bewezenverklaring onder 2 onderling tegenstrijdig zijn.
2.2.1. Na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
"1.
hij op of omstreeks 10 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] door
* opzettelijk deze [slachtoffer] met een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd te slaan en/of
* opzettelijk een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd van deze [slachtoffer] te laten valen en/of
* opzettelijk deze [slachtoffer] een of meer (harde) duwen te geven waardoor deze met zijn gelaat op en/of door een (glazen) (salon)tafel is gevallen en/of
* opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp het rechteroor af te snijden van het hoofd van voornoemde [slachtoffer]
waarbij vorenbedoeld zwaar lichamelijk letsel hierin heeft bestaan dat het rechteroor is gescheiden van het hoofd van voornoemde [slachtoffer].
2.
primair
hij op of omstreeks 10 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meerdere blauwe plekken en/of schrammen en/of krassen en/of een gebroken kaak), heeft toegebracht, door opzettelijk
- deze [slachtoffer] meermalen op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- een (glazen) (salon)tafel, althans een voorwerp, (hard) op het hoofd en/of de rug, althans tegen het lichaam, van deze [slachtoffer] te slaan en/of
- een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd van deze [slachtoffer] te laten vallen en/of
- deze [slachtoffer] een of meer (harde) duwen te geven waardoor deze met zijn gelaat op en/of door een (glazen) (salon)tafel is gevallen en/of
- deze [slachtoffer] met kracht bij het shirt vast te grijpen en/of omhoog te trekken.
subsidiair
hij op of omstreeks 10 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- deze [slachtoffer] meermalen op het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
- een (glazen) (salon)tafel, althans een voorwerp, (hard) op het hoofd en/of de rug, althans tegen het lichaam, van deze [slachtoffer] heeft /hebben geslagen en/of
- een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd van deze [slachtoffer] heeft/hebben laten vallen en/of
- deze [slachtoffer] een of meer (harde) duwen heeft/hebben gegeven waardoor deze met zijn gelaat op en/of door een (glazen) (salon)tafel is gevallen en/of
- deze [slachtoffer] met kracht bij het shirt heeft/hebben vastgegrepen en/of omhooggetrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 10 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] door
* opzettelijk deze [slachtoffer] met een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd te slaan en/of
* opzettelijk een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd van deze [slachtoffer] te laten vallen en/of
* opzettelijk deze [slachtoffer] een of meer (harde) duwen te geven waardoor deze met zijn gelaat op en door een (glazen) (salon)tafel is gevallen
waarbij vorenbedoeld zwaar lichamelijk letsel hierin heeft bestaan dat het rechteroor is gescheiden van het hoofd van voornoemde [slachtoffer].
2.
Subsidiair
hij op 10 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- deze [slachtoffer] meermalen op het hoofd en/of het lichaam hebben geslagen en geschopt en/of
- een (glazen) (salon)tafel, althans een voorwerp, (hard) op het hoofd en/of de rug, althans tegen het lichaam, van deze [slachtoffer] hebben geslagen en/of
- een (glazen) (salon)tafel (hard) op het hoofd van deze [slachtoffer] hebben laten vallen en/of
- deze [slachtoffer] een of meer (harde) duwen hebben gegeven waardoor deze met zijn gelaat op en/of door een (glazen) (salon)tafel is gevallen en/of
- deze [slachtoffer] met kracht bij het shirt hebben vastgegrepen en/of omhooggetrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik ken [betrokkene 1]. Ik ben via een vriend bij hem op kantoor geweest. Ik ken hem ook van de Turkse vereniging aan de [a-straat] en van het café. Bij de vereniging zag ik hem 2 à 3 keer per week. Ik zag hem voortdurend in de omgeving waar ik leef en woon.
Op 9 maart 2007 was ik in de [A]. Tijdens mijn tweede bezoek aan de [A] kreeg ik ruzie met [betrokkene 1]. Ik werd op een gegeven moment uit de bar gezet. [Betrokkene 1] is naar buiten gekomen en heeft mij vastgepakt. Tijdens het heen en weer duwen ben ik op de grond gevallen en ben toen aan mijn voorhoofd gewond geraakt. Ik ben door de politie naar huis gebracht, dat was rond 01.00 uur.
In mijn woning heb ik nog een film gekeken.
Ik ben overvallen. Die mannen zijn 10 à 15 minuten in mijn woning geweest.
[Betrokkene 1] heeft dit allemaal gepland. [Betrokkene 1] zei: "hij is het". De andere twee personen die bij mij waren kende ik niet. De eerste persoon die mijn woning binnenkwam is niet hier op de zitting aanwezig, dat was een kale man, die had de deur van mijn woning opengemaakt. De buitendeur beneden hebben ze opengebroken. De derde persoon stond bij de ingang van mijn woning bij de deur, het was een man. Ik heb niet het gezicht van de derde man gezien.
Het klopt dat [betrokkene 1] met een wapen mijn woning binnenkwam. Ik heb gezien dat hij een pistool in zijn hand had.
Toen de mannen binnenkwamen zat ik op de bank die recht voor de televisie staat. Ik zag [betrokkene 1] meteen.
De mannen hebben op mij ingeslagen en ik kon alleen iets door mijn vingers zien. Vervolgens hebben ze mij op de glazen salontafel gegooid. Ik kwam met mijn rug op de tafel terecht en het glas van die tafel is daarbij gebroken. Ik heb nog geprobeerd mijn gezicht te beschermen. Ik heb niet gezien dat mijn oor werd afgesneden. Ik zag mijn oor op de grond liggen.
Toen de mannen weggingen hebben ze een stuk van de glazen plaat van de tafel op mij gegooid. Ik hoorde nog dat er '[voornaam verdachte]' werd geroepen toen ze weggingen. Ik heb gedaan alsof ik stervende was, dat is mijn redding geweest omdat ze weggingen. [Betrokkene 1] heeft met het wapen op mijn hoofd geslagen. Ik ben er geheel zeker van dat hij het was.
Na het gebeuren is er nog kontakt met mij geweest over een bemiddeling.
Ik heb de derde persoon niet goed kunnen zien."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op zaterdag 10 maart 2007 tussen 01:30 uur en 02:40 uur werd op [adres] het feit gepleegd.
Ik lig hier in het ziekenhuis en heb veel pijn in mijn hoofd en in mijn rug. Ook is mijn rechter oor van mijn hoofd af.
Ik hoorde [betrokkene 1] schreeuwen: "Dat is hem!". Ze hebben mij door de glazen salontafel gegooid en hebben mijn televisie en van alles op mij gegooid.
Uiteindelijk gingen ze weg. Ik had vreselijke pijn aan mijn hoofd en bemerkte dat mijn rechter oor van mijn hoofd was gescheiden. Ik had overal pijn.
Tijdens de vechtpartij in mijn woning hoorde ik [betrokkene 1] schreeuwen: "Afmaken afmaken!". Ik heb voor mijn leven gevochten.
Ik heb inmiddels wel begrepen dat ik mijn verdere leven zonder rechter oor moet leven. Het oor kon niet meer aan mijn hoofd worden gezet."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Ik kan u nu de achternaam geven van [betrokkene 1], één van de mannen welke mij heeft mishandeld. De achternaam van [betrokkene 1] is [achternaam]. Ik heb dit van iemand gehoord welke ook veel in de [A] komt.
Ik zag dat één van de drie mannen bij de deur bleef staan. De andere twee, waaronder [betrokkene 1], hebben mij zwaar mishandeld. De naam van de man welke mij ook heeft mishandeld is [betrokkene 2]. Ik weet dat deze man 1 of 2 jaar geleden de baas is geweest van [B].
Deze man is een brede man, hij is ongeveer 1.65-1.70 meter lang. Hij is kaal en heeft hij een beetje een rond en bol gezicht. Hij droeg een t-shirt met korte mouwen."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"U vertelt mij dat u nu mijn eerdere verklaringen laat voorlezen door de Turkse tolk en vraagt mij om te reageren als ik onjuistheden ontdek in deze verklaringen. Dit is goed.
Ik zag dat de derde man een donkerblauwe spijkerbroek aan had en ik zag dat deze man bij mijn deur bleef staan. Ik moet u wel zeggen dat deze persoon tijdens de hele mishandeling niet naar binnen is gekomen. [Betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben mij mishandeld.
[Betrokkene 2] stond nog steeds tegenover mij en ik zag dat [betrokkene 1] om mij heen was gelopen. Vervolgens voelde ik een harde klap op mijn achterhoofd en door deze klap viel ik op de grond. Ik werd met een hard voorwerp geslagen op mijn achterhoofd. Vervolgens hebben ze mij overal geschopt en geslagen. Ik voelde overal pijn en was erg bang. Ik dacht op een gegeven moment dat zij mij zouden doden. Ze gingen erg op mij tekeer, ik ben soms buiten bewustzijn geweest en andere momenten kwam ik weer bij. Ze hebben mijn salontafel op mijn rug gegooid en bleven mij slaan en schoppen. Ik was helemaal lam geslagen en kon mijzelf niet meer bewegen. Tijdens de mishandeling voelde ik overal bloed lopen, uit mijn hoofd, van mijn gezicht. Ik zag dat mijn oor naast mijn gezicht viel.
Ik heb in mijn vorige verklaring verteld dat [betrokkene 1] ongeveer 1.60 meter lang is. Dit moet echter zijn 1.65 à 1.70 meter lang.
Iedereen noemt mij [slachtoffer]."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben 173 centimeter lang. Ik heb kort haar en ben best wel dik. Ik heb geen snor en geen baard en draag geen bril.
Op 10 maart 2007 heeft er iemand ruzie gemaakt met mij in de [A]. Ik hoorde dat de man riep: "Ik neuk je vrouw, ik neuk je moeder, ik neuk je kinderen en je zus". Dit was duidelijk hoorbaar voor mij. Ik hoorde dat hij mijn naam riep. Ik hoorde dat deze man tegen mij riep dat ik naar buiten moest komen. Ik werd hier boos door. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik eigenlijk naar buiten wilde gaan om met de man te gaan vechten. Ik werd tegen gehouden door mensen in het café. Ik was erg kwaad.
Ik zag toen dat [betrokkene 3] de man meenam en wegliep in de richting van de Mathenesserbrug. Toen [betrokkene 3] weer terug was zag ik na enkele ogenblikken dat de man weer in het café binnenkwam. Ik zag dat hij naar mij toe kwam rennen. Ik hoorde hem weer roepen: "Ik neuk je moeder en je zus en je vrouw en ook je kinderen".
Ik heb [voornaam verdachte] hetgeen voorgevallen was verteld. Ik had mijn auto geparkeerd in de buurt van het café. Ik ben weggegaan met de auto."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Op vrijdag 9 maart 2007 ben ik naar de [A] gereden. Toen ik bij het café aankwam zag ik dat een groepje mensen buiten op straat voor het café stond. Ik zag dat mijn broer [betrokkene 1] ook bij het groepje mensen stond. Ik zag dat [betrokkene 1] krassen op zijn gezicht had en onder het bloed zat. Ik zag dat [betrokkene 1] overstuur was.
Ik had van een omstander gehoord dat de man bij [betrokkene 4] woonde. Ik wist waar [betrokkene 4] woonde en ben er naar toe gegaan. Ik ben vervolgens naar boven gelopen en heb een deur van een kamer open gedaan. Ik zag daar een man zitten op de bank. De man heette [slachtoffer] (fonetisch)."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb van de aanwezigen gehoord dat [slachtoffer] mijn broer [betrokkene 1] begon uit te schelden en te beledigen. Hij riep woorden als: "Ik verkracht je moeder voor je eigen ogen en ik neuk je vrouw ook. Ik neuk ook je kinderen voor je ogen". Als je getrouwd bent en je hebt vrouw en kinderen en dit wordt door iemand gezegd in de aanwezigheid van anderen, dan wordt er van je verwacht dat je hier actie op onderneemt. Moeders en vrouwen zijn heilig in onze cultuur. Als je geen actie onderneemt kijkt niemand je meer aan de volgende dag. Het heeft veel met eer te maken van jezelf.
Ik vermoed dat ik omstreeks 01.30 uur bij de woning van [slachtoffer] aankwam."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
"Ik bevond mij op 9 maart 2007 omstreeks 23.00 uur in de [A]. Op deze avond zag ik een mij onbekende persoon in het café binnenkomen. Ik zag en hoorde dat deze man opeens ruzie kreeg met een man aan de bar die ik ken als [betrokkene 1].
De volgende dag hoorde ik dat de jongen die uit het café was gezet, waar [betrokkene 1] ruzie mee had gehad, in het ziekenhuis lag. Ik heb gehoord dat [betrokkene 1] de ruzie had voortgezet."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:
"Mijn neef [slachtoffer] woont op dit moment bij ons in om hem te verzorgen. Ik wil u vertellen dat ik vanuit de Turkse gemeenschap heb gehoord dat één van de daders van deze mishandeling c.q. doodslag, genaamd [betrokkene 1] van plan was om zijn jongere broer, genaamd [verdachte] de straf op zich te laten nemen.
De reden hiervoor is dat [betrokkene 1] een aantal zaken heeft en dat hij deze zaken dan niet meer draaiende kan houden als hij moet gaan zitten. Ik kan u ook verklaren dat mijn vader is gebeld door een familielid van de familie [achternaam verdachte]. Ik dacht dat het de opa van [betrokkene 1] was. Deze man vroeg aan mijn vader of hij aan mijn neef door wilde geven dat de familie [achternaam verdachte] bereid was om een aanzienlijk geldbedrag te betalen aan mijn neef. Hiervoor zou mijn neef dan zijn aangifte in moeten trekken. Ik hoorde van mijn vader dat dit bedrag op zou kunnen lopen tot een bedrag van 50.000 euro."
j. een rapport, opgemaakt door de forensisch arts L.C. Los, voor zover inhoudende:
"Letselbeschrijving en conclusie
Datum 23 maart 2007
Vermelde gegevens volgens informatie EMC
Objectieve bevindingen op 13 maart 2007: afsnijding van vrijwel gehele rechter oorschelp. Gebroken onderkaak rechts. Diverse oppervlakkige verwondingen en zwellingen in het gelaat.
Bijkomende gegevens: aanzetten van het oor bleek niet meer mogelijk, de nog aanwezige resten werden zo goed mogelijk hersteld.
Genezingsduur: ± 6 weken, blijvend ontsierend letsel."
k. een rapport, opgemaakt door de forensisch arts L.C. Los, voor zover inhoudende:
"Medische informatie/Letselbeschrijving
[slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum] 1977,
[adres].
Letselbeschrijving en conclusie
Vermelde gegevens volgens informatie EMC
Objectieve bevindingen: op 13 maart 2007: afsnijding van vrijwel gehele rechter oorschelp. Gebroken onderkaak rechts. Diverse oppervlakkige verwondingen en zwellingen in het gelaat.
Bijkomende gegevens: aanzetten van het oor bleek niet meer mogelijk, de nog aanwezige resten werden zo goed mogelijk hersteld.
Genezingsduur: ± 6 weken, blijvend ontsierend letsel."
l. een rapport van ing. I. Keereweer, vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende:
"Conclusie
Beantwoording vraag 1 en 4:
In het rechteroor [T100] bevinden zich meerdere snijsporen. Op grond van de grillige vorm van de aangetroffen snijsporen en het aantreffen van glas op diverse plaatsen in het oor, is het mogelijk dat het oor gescheiden is met een glazen voorwerp.
De snijsporen zijn op verschillende plaatsen aan de voor- en achterzijde van het oor aangetroffen, waardoor het aannemelijk wordt geacht dat deze letsels in meerdere bewegingen zijn toegebracht."
m. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van een van hen:
"Op 28 maart 2007 heb ik, [verbalisant 2], administratief rechercheur/vakspecialist dactyloscopie, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, akte van beëdiging 601364/0, in dienst van de politie Rotterdam-Rijnmond, werkzaam aan het bureau Forensische Opsporing, sectie Dactyloscopie en DNA, belast met dactyloscopische werkzaamheden, een vergelijkend onderzoek verricht met dactyloscopische sporen aangetroffen in een woning gelegen aan [adres].
Aldaar was door [verbalisant 3], forensisch onderzoeker van de politie Rotterdam-Rijnmond, dienstdoende bij de Forensiche Opsporing, bureau Krimpen aan den IJssel, een technisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van een misdrijf dat daar had plaatsgevonden.
De veiliggestelde sporen waren als volgt genummerd en gewaarmerkt:
Spoornr. Waarmerking
D044 gedeeltelijk in bloed gezette dacty onder traphek 2e verdieping, 1e afname
D044 2e afname
D045 dacty op koelkast in hal
D046 dacty op koelkast in hal
D047 dacty op koelkast
D048 dacty op deurpost, hal naar woonkamer (woonkamerzijde)
D049 dacty op deur en deurpost, deur hal naar woonkamer (woonkamerzijde)
D050 dacty op deurpost, deur hal naar woonkamer (woonkamerzijde)
D051 dacty op converterkachel in woonkamer.
Tijdens het vergelijkend onderzoek heb ik de aangetroffen dactyloscopische sporen vergeleken met de vingerafdrukken en/of handpalmafdrukken voorkomende op het dactyloscopisch signalement ten name gesteld van:
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
Bij vergelijking zag ik dat het volgend dactyloscopisch Spoor op tenminste twaalf punten overeen kwamen (dactyloscopische typica), en geen onverklaarbare dactyloscopische verschilpunten vertoonde met de overeenkomstige Vinger- en/of handpalmafdruk(ken), voorkomende op het Dactyloscopisch signalement ten name gesteld van voornoemd persoon:
Spoornr Vinger- en/of handpalmafdruk
D044 1e afname rechterhandpalm
Conclusie: Op grond hiervan concludeer ik dat bovengenoemd dactyloscopisch spoor identiek is aan de overeenkomstige vinger-en/of handpalmafdruk(ken), voorkomende op het dactyloscopisch signalement van:
[verdachte].
De identificatie werd uitgevoerd volgens de in Nederland geldende normen op het gebied van de dactyloscopie."
n. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisant:
"In verklaring (bijlage V2-3) verklaarde de verdachte [betrokkene 1] dat hij al zes jaar gebruik maakt van het telefoonnummer 06-[001]. Tevens verklaarde hij dat hij het toestel met dit nummer de bewuste avond (9 op 10 maart 2007) bij zich droeg.
Uit de verklaringen van de getuige [getuige] (bijlage Gl-1) en de aangever [slachtoffer] (bijlage Al-7), alsmede het proces-verbaal van de politieambtenaren [verbalisant 5 en 6] (bijlage AH-1) is op te maken dat het tijdstip van het voorval omstreeks 02.30 uur op 10 maart 2007 moet zijn geweest.
Uit het historisch overzicht van het telefoonnummer 06-[001] bleken de volgende contacten te zijn vastgesteld in de geselecteerde periode van 9 maart 2007 t e 23.00 uur tot en met 10 maart 2007 te 08.30 uur, waaraan de genoemde mastlocaties zijn gekoppeld:
Datum/tijd: Paal: Lokatie:
09. 10-03-2007 01:45:34 KPN-48212 Pelgrimstraat 12-100 R'dam
11. 10-03-2007 02:25:12 KPN-46426 Bentincklaan 346-400 R'dam
12. 10-03-2007 02:32:54 KPN-11668 Stationsplein 45 R'dam
Staande voor de toegangsdeur aan de voorzijde van de woning van het slachtoffer [slachtoffer], aan [adres] zag ik dat het toestel voor het netwerk van KPN de paal 46426 aangaf. Dit is de paal die op 10 maart 2007 te 02.25 uur werd aangestraald door de telefoon voorzien van de simkaart met het telefoonnummer 06-[001]. Vervolgens ben ik in oostelijke richting verder gegaan over de Essenburgsingel en zag dat na ongeveer 120 meter voornoemd toestel de paal 11668 aanstraalde, zijnde de paal die op 10 maart 2007 te 02.32 uur werd aangestraald."
2.2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
- in het verkorte arrest:
"Naar het oordeel van het hof is - anders dan door de advocaat-generaal betoogd - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, omdat uit de inhoud van het dossier en het overige verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat het daar omschreven, aan het slachtoffer toegebrachte letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin der wet oplevert. Uit de medische informatie volgt immers niet meer dan dat de onderkaak rechts gebroken is en dat de genezingsduur op zes weken is gesteld. Uit niets blijkt omtrent de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De verdachte behoort dan ook te worden vrijgesproken van het hem onder 2 primair tenlastegelegde."
- in de aanvulling op het verkorte arrest:
"Op 10 maart 2007 heeft er te Rotterdam in de woning van het latere slachtoffer [slachtoffer], een forse vechtpartij plaatsgevonden waarbij aan het slachtoffer zeer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. (...)
Ten gevolge van de mishandeling heeft het slachtoffer o.a. zijn rechter oor verloren.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft te dien aanzien geconcludeerd dat in het rechter oor zich meerdere snijsporen bevinden en dat het mogelijk is dat het oor gescheiden is met een glazen voorwerp. (...)
In zijn eerdere verklaringen heeft het slachtoffer aangegeven dat hij door een glazen salontafel is gegooid, althans dat de salontafel op hem is gegooid, waarbij het glas van die tafel is gebroken en dat een stuk glazen plaat van de tafel op hem is gegooid. Ook de verdachte [verdachte] heeft verklaard dat het slachtoffer met een tafel op het hoofd is geslagen. Gelet voorts op meergenoemde conclusie van het Nederlands Forensich Instituut, gaat het hof er derhalve vanuit dat het rechteroor van [slachtoffer] van zijn hoofd is gescheiden met een glazen voorwerp, in casu de glasplaat van de salontafel. (...)"
2.3. In de toelichting op de klacht wordt betoogd, dat niet zonder meer begrijpelijk is dat het Hof enerzijds heeft geoordeeld dat door de onder 1 bewezenverklaarde gedragingen aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en anderzijds dat door de onder 2 bewezenverklaarde gedragingen - die grotendeels dezelfde gedragingen zijn als de onder onder 1 bewezenverklaarde gedragingen - uitvoering is gegeven aan een poging zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer].
2.4. Het Hof heeft de tenlastelegging van feit 1 kennelijk aldus opgevat dat daarin de verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met anderen door een of meer van de daarbij tenlastegelegde gedragingen aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, welk letsel hierin heeft bestaan dat het rechteroor van het hoofd van [slachtoffer] is gescheiden. Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is door het Hof kennelijk aldus opgevat dat de verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met anderen door een of meer van de daarbij tenlastegelegde gedragingen uitvoering heeft gegeven aan het voornemen om [slachtoffer] opzettelijk ander zwaar lichamelijk letsel dan het onder 1 bedoelde letsel toe te brengen. Die uitleg van de tenlastelegging is met haar bewoordingen niet onverenigbaar. Hetgeen op grond van de aldus uitgelegde tenlastelegging is bewezenverklaard is niet tegenstrijdig.
2.5. De klacht faalt.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 maart 2011.