ECLI:NL:HR:2011:BO2598
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Uitleg van vergunningsvoorschrift in milieuzaken en strafoplegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van het overtreden van voorschriften verbonden aan een vergunning op basis van de Wet milieubeheer. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat het Hof had moeten beslissen over de uitleg van het vergunningsvoorschrift dat zou zijn overtreden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op straffe van nietigheid een met redenen omklede beslissing had moeten geven over dit verweer. Aangezien het Hof dit had nagelaten, werd het middel gegrond verklaard.
Daarnaast had het Hof voor twee bewezenverklaarde feiten afzonderlijk straffen opgelegd, terwijl de Hoge Raad oordeelde dat, gezien de aard van de feiten als misdrijven, het Hof op basis van artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht één straf had moeten opleggen. Dit leidde ertoe dat de Hoge Raad de gehele strafoplegging vernietigde. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, voor herbehandeling van de zaak in het bestaande hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verweren in hoger beroep en de noodzaak voor de rechter om expliciet te motiveren waarom bepaalde beslissingen worden genomen, vooral in milieuzaken waar vergunningen en voorschriften een cruciale rol spelen.