ECLI:NL:HR:2011:BO2598

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05127 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van vergunningsvoorschrift in milieuzaken en strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van het overtreden van voorschriften verbonden aan een vergunning op basis van de Wet milieubeheer. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat het Hof had moeten beslissen over de uitleg van het vergunningsvoorschrift dat zou zijn overtreden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op straffe van nietigheid een met redenen omklede beslissing had moeten geven over dit verweer. Aangezien het Hof dit had nagelaten, werd het middel gegrond verklaard.

Daarnaast had het Hof voor twee bewezenverklaarde feiten afzonderlijk straffen opgelegd, terwijl de Hoge Raad oordeelde dat, gezien de aard van de feiten als misdrijven, het Hof op basis van artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht één straf had moeten opleggen. Dit leidde ertoe dat de Hoge Raad de gehele strafoplegging vernietigde. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, voor herbehandeling van de zaak in het bestaande hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verweren in hoger beroep en de noodzaak voor de rechter om expliciet te motiveren waarom bepaalde beslissingen worden genomen, vooral in milieuzaken waar vergunningen en voorschriften een cruciale rol spelen.

Uitspraak

15 februari 2011
Strafkamer
nr. 08/05127 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 3 december 2008, nummer 22/007396-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraken en de beslissingen tot ontslag van alle rechtsvervolging, is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.T.C. van Kampen, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een namens de verdachte gevoerd verweer.
2.2. Aan de verdachte is - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - onder 3 tenlastegelegd, dat:
"zij op of omstreeks de periode van 7 maart 2004 tot en met 15 maart 2004 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich (telkens) al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met één of meer voorschriften die verbonden zijn aan een krachtens de Wet milieubeheer aan haar verleende vergunning, te weten de beschikking/het besluit met kenmerk 27440, verleend door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland, in elk geval,
(...)
C. ( Voorschrift 4.14)
werden houtpellets, zijnde een broeigevoelig massagoed, niet (conform de instructies uit de aanvraag bijlage 8, nummer 4, revisienummer 2001.7, d.d. 26-01-2001 [zie pagina 662]) gecontroleerd door middel van doelmatige temperatuurmeting(en), immers werd de temperatuur/werden de temperatuurverschillen vastgesteld door middel van het met de hand voelen aan de buitenkant van betreffende silo.
(...);"
2.3. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"zij omstreeks de periode van 7 maart 2004 tot en met 15 maart 2004 te Rotterdam zich opzettelijk heeft gedragen in strijd met voorschriften die verbonden zijn aan een krachtens de Wet milieubeheer aan haar verleende vergunning, te weten de beschikking/het besluit met kenmerk 27440, verleend door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland, in elk geval,
C. ( Voorschrift 4.14)
werden houtpellets, zijnde een broeigevoelig massagoed, niet gecontroleerd door middel van doelmatige temperatuurmeting(en), immers werd de temperatuur/werden de temperatuurverschillen vastgesteld door middel van het met de hand voelen.
(...);"
2.4. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2008 gehechte pleitnotities heeft de raadsvrouwe van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:
"Het in de dagvaarding opgenomen voorschrift op basis waarvan [verdachte] de houtpellets aan doelmatige temperatuurmetingen zou moeten hebben onderwerpen, namelijk bijlage 8, (nummer 4) bij de aanvraag voor de Wm-vergunning, heeft blijkens de inhoud ervan specifiek betrekking op de boord-boordoverslag van kolen; niet op kolenopslag aan de wal en al helemaal niet op houtpellets. (...)
Ook om die reden: vrijspraak."
2.5. Het aldus aangevoerde betreft onmiskenbaar de uitleg van het vergunningsvoorschrift dat zou zijn overtreden. Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak niet voorkomt, is het middel gegrond.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd brengt het voorgaande mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 sub C tenlastegelegde en de strafoplegging.
Het Hof heeft ter zake van feit 3 sub C en ter zake van het andere bewezenverklaarde feit (4 sub D) afzonderlijk straffen opgelegd. Nu die feiten misdrijven betreffen had het Hof evenwel op de voet van art. 57, eerste lid, Sr één straf dienen op te leggen. Daarin vindt de Hoge Raad aanleiding de gehele strafoplegging, dus ook die ten aanzien van het andere feit, te vernietigen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 sub C tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 februari 2011.