ECLI:NL:HR:2011:BO2593
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot het houden van een fotoconfrontatie in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van diefstal uit een bestelauto op 22 november 2007. Het hof had eerder het verzoek van de verdediging tot het houden van een fotoconfrontatie met getuige X afgewezen, omdat het tijdsverloop sinds het gepleegde feit de relevantie en betrouwbaarheid van een dergelijke confrontatie in twijfel trok. De getuige had eerder verklaard dat het voor haar 'heel lastig' zou zijn om de verdachte nu nog te herkennen. De verdediging stelde dat deze afwijzing onterecht was en dat de getuige mogelijk alsnog de verdachte zou kunnen identificeren.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had gehandeld door het verzoek af te wijzen. Het hof had voldoende gewicht toegekend aan het tijdsverloop en de eerdere verklaring van de getuige. De Hoge Raad verwierp ook de klachten van de verdediging over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, maar erkende dat deze termijn was overschreden. Ondanks deze overschrijding besloot de Hoge Raad geen rechtsgevolgen aan deze constatering te verbinden, gezien de opgelegde jeugddetentie van dertig dagen aan de verdachte.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de afwijzing van het verzoek tot fotoconfrontatie en onderstreept het belang van tijdsverloop en getuigenverklaringen in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de identificatie van verdachten door getuigen.