2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman deelt mede eerst heden kennis te hebben genomen van de omstandigheid dat er nog een aanvullend proces-verbaal omtrent de door de raadsman overgelegde vrijwaringsbewijzen is opgemaakt; hij heeft nog geen kennis kunnen nemen van de inhoud daarvan.
De oudste raadsheer legt het proces-verbaal met bijlagen ter inzage aan de raadsman over.
De advocaat-generaal deelt mede dat hij - naar aanleiding van de door de verdediging overgelegde vrijwaringsbewijzen - opdracht aan de politie heeft gegeven om die bewijzen aan een nader onderzoek te onderwerpen. De conclusie van dat onderzoek is - kort en zakelijk weergegeven - dat de vrijwaringsbewijzen 'fake' zijn; daaromtrent is uitvoerig in het proces-verbaal d.d. 9 juli 2008 gerelateerd. De advocaat-generaal deelt in dat verband nog mede dat hetgeen in het proces-verbaal omtrent die vrijwaringsbewijzen is verwoord slechts een constatering betreft; hij is niet voornemens de veroordeelde te vervolgen wegens het plegen van "valsheid in geschrift".
Tot slot deelt hij mede zich te realiseren dat dat proces-verbaal tamelijk laat aan de verdediging is verstrekt.
Op verzoek van de raadsman onderbreekt het hof het onderzoek voor tien minuten teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen het proces-verbaal betreffende de vrijwaringsbewijzen te bestuderen.
Het hof hervat het onderzoek.
De raadsman maakt gebruik van de hem geboden gelegenheid zijn verzoeken nader toe te lichten. Daartoe voert hij- zakelijk weergegeven - aan:
Ter onderbouwing van cliënts standpunt dat hij veel geld met de handel in tweedehands auto's heeft verdiend, heb ik een aantal vrijwaringsbewijzen aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft het vervolgens noodzakelijk gevonden om die vrijwaringsbewijzen nader te doen onderzoeken. Met de constatering dat die vrijwaringsbewijzen 'fake' zijn, lijkt hij mijn cliënt te betichten van valsheid in geschrift; daarmee maakt hij zich schuldig aan stemmingmakerij. Het ligt bovendien niet voor de hand dat cliënt stukken aan het hof overlegt, die fake zijn. Hij loopt dan immers het risico strafrechtelijk te worden vervolgd.
(...)
De raadsman maakt bezwaar tegen de overlegging van het proces-verbaal inzake de vrijwaringsbewijzen.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities. In aanvulling daarop voert hij - zakelijk weergegeven - aan:
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Dat standpunt berust op drie pijlers, waarvan ik er twee in mijn pleitnota heb verwoord. De derde pijler is de omstandigheid dat er op het laatste moment nog stukken zijn ingebracht die mogelijk een belangrijke rol bij de beraadslaging spelen. Door het laat indienen van (mogelijk) belangrijke processtukken heeft het openbaar ministerie mijns inziens in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde gehandeld; de verdediging heeft zich immers niet adequaat kunnen voorbereiden.
Mocht het hof de verdediging niet in haar zienswijze volgen, dan herhaal ik hierbij mijn verzoek het proces-verbaal betreffende de vrijwaringsbewijzen, d.d. 9 juli 2008, niet bij het dossier te voegen dan wel bij de beraadslaging buiten beschouwing te laten. (...)."