ECLI:NL:HR:2011:BO0077
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid en opzet bij het vervoer van gevaarlijke stoffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer. De verdachte, een rechtspersoon, was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van gevaarlijke stoffen zonder de vereiste documenten aan boord te hebben. Het Hof had vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de schipper, en dat de verdachte op de hoogte was van het ontbreken van de benodigde documenten. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende had onderbouwd op welke wijze de wetenschap van het ontbreken van de documenten aan de verdachte kon worden toegerekend. De bewijsmiddelen gaven geen duidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de bij de verdachte betrokken personen. Hierdoor was de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering bij het vaststellen van opzet en verantwoordelijkheid in strafzaken, vooral in complexe situaties zoals het vervoer van gevaarlijke stoffen.