3.3 De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
Het hof heeft het daartegen ingestelde beroep verworpen. Zakelijk weergegeven overwoog het met name als volgt.
(a) [Betrokkene 1] heeft onrechtmatig jegens [verweerder] gehandeld (rov. 4).
(b) Volgens de letter van art. 6:172 BW is [eiser] aansprakelijk indien [betrokkene 1] zijn onrechtmatige daad heeft gepleegd als vertegenwoordiger van [eiser] ter uitoefening van de hem als zodanig toekomende bevoegdheden. Tussen partijen is niet in geschil dat [betrokkene 1] noch over een geldige volmacht beschikte, noch anderszins als vertegenwoordiger van [eiser] kan worden aangemerkt. Mede gelet op het in art. 3:61 lid 2 BW tot uitdrukking gebrachte beginsel brengt een redelijke uitleg van art. 6:172 BW echter mee dat de daarin bedoelde kwalitatieve aansprakelijkheid ook kan ontstaan indien [betrokkene 1] niet bevoegd was [eiser] te vertegenwoordigen, doch [verweerder] op grond van een verklaring of gedraging van [eiser] heeft aangenomen, en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen aannemen, dat [betrokkene 1] daartoe wél bevoegd was. In de specifieke omstandigheden van het gegeven geval was dat laatste het geval. [Betrokkene 1] heeft immers op briefpapier van [B] - de handelsnaam van [eiser] - aan de notaris die was belast met het verlijden van een hypotheekakte, de instructie gestuurd dat een door hem gespecificeerd gedeelte van het geleende bedrag diende te worden gestort op een te zijnen name gestelde bankrekening. [Betrokkene 1] was toen in dienst bij [C] B.V., welke vennootschap een zusterbedrijf is van [B], en is gevestigd op hetzelfde adres. De drie bedrijven, [C] B.V., [A] B.V. en [B], traden gezamenlijk als eenheid naar buiten op, waarbij uitsluitend de naam [B] werd gebruikt, zonder dat daarbij duidelijk werd gemaakt dat hypothecaire dienstverlening geschiedde door [C] B.V.
In overeenstemming daarmee is aan de buitenkant van het kantoorgebouw uitsluitend de naam [B] vermeld. Voordat [betrokkene 1] de hiervoor in 3.1 onder (iii) bedoelde instructie aan de notaris stuurde had hij al, eveneens op briefpapier van [B], met [verweerder] gecorrespondeerd over de onderhavige hypothecaire lening. Verder is op de website van [eiser] vermeld dat dit bedrijf werkzaam is op het gebied van verzekeringen, pensioenen, vastgoedontwikkeling en hypotheken, zonder dat de naam [C] B.V. daarop voorkomt. Dat de drie bedrijven naar buiten traden onder de naam [B] kan ook worden afgeleid uit het feit dat [betrokkene 1] destijds zijn sollicitatie heeft gericht aan [B], op grond waarvan aannemelijk is dat de advertentie voor de desbetreffende vacatures onder dezelfde naam is geplaatst. Bovendien heeft ook [eiser] zelf in zijn aangifte van de onderhavige fraude tegenover de politie geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende bedrijven, maar bij het beschrijven van de werkwijze van de werknemers van zijn bedrijf met betrekking tot het afsluiten van nieuwe hypotheken, gesproken van "de medewerker van het assurantiekantoor".
[Eiser] heeft aangevoerd dat [betrokkene 1] niet in dienst was van [B], dat het door [betrokkene 1] gebruikte briefpapier door deze is gestolen of althans gemanipuleerd, dat het visitekaartje niet aan hem ter beschikking is gesteld, en dat hij - [eiser] - dus geen enkel toedoen heeft aan de gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Aan deze toedoeneis is echter niet uitsluitend voldaan indien sprake is van verklaringen of gedragingen van de (pseudo) vertegenwoordigde, maar ook indien sprake is van feiten of omstandigheden die in zijn risicosfeer liggen. Aan dit toedoenvereiste is in de gegeven omstandigheden voldaan. Indien [betrokkene 1] onbevoegd briefpapier heeft gebruikt van [B], komt dit in de gegeven omstandigheden voor risico van [eiser]. Het enkele feit dat op het gebruikte briefpapier het nummer stond vermeld waaronder [A] B.V. bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven, betekent niet dat het voor [verweerder] duidelijk had moeten zijn dat het briefpapier niet van [B] was. Evenmin kan [verweerder] worden tegengeworpen dat [betrokkene 1] niet in dienst was van [eiser] omdat het voor een gemiddelde burger niet zonder meer duidelijk is wat wel en niet tot het takenpakket van een assurantiekantoor behoort, en [eiser] zelf op zijn website vermeldt dat hij alle financiële diensten verleent, waaronder bemiddeling bij het afsluiten van hypotheken. Onder de gegeven omstandigheden, zo overwoog het hof ten slotte, is voldoende functioneel verband aanwezig tussen de uitoefening van de pseudo-vertegenwoordigingsbevoegdheid en de gemaakte fout (rov. 6-15).