ECLI:NL:HR:2011:BN9223
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door gebrek aan volmacht aan raadsman
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter, maar de raadsman die het hoger beroep indiende, mr. A.B. Baumgarten, verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om de verdediging te voeren. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de beginselen van een goede procesorde vereisen dat de rechter de raadsman de gelegenheid biedt om zich uit te laten over de vraag of hij tot het indienen van de appelschriftuur bepaaldelijk was gevolmachtigd. Aangezien het Hof deze gelegenheid niet had geboden, leidde dit tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
De relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, zoals artikel 410, 450, 452 en 416, werden in de overwegingen betrokken. De Hoge Raad benadrukte het belang van een uitdrukkelijke volmacht voor de raadsman bij het indienen van hoger beroep en de noodzaak om de verdachte de mogelijkheid te bieden om zijn rechten te verdedigen. De uitspraak heeft implicaties voor de procesvoering in strafzaken, vooral met betrekking tot de rol van de raadsman en de vereisten voor volmacht.