ECLI:NL:HR:2011:BN8066
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gefacilieerde bedrijfsfusie en belastingheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een gefacilieerde bedrijfsfusie van Modehuis A. Zwijnenburg B.V. De zaak betreft de vraag of de Inspecteur de gevraagde zekerheid voor de fusie mocht weigeren op basis van het argument dat de fusie was gericht op het ontgaan van overdrachtsbelasting. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd vastgesteld dat de faciliteiten van de richtlijn niet konden worden geweigerd aan belastingplichtigen die via een juridische constructie, zoals een bedrijfsfusie, belastingheffing wilden voorkomen, mits deze belasting niet onder de werkingssfeer van de richtlijn valt.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur de gevraagde zekerheid niet had mogen weigeren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de voorgenomen fusie ook gericht was op het uitstellen van vennootschapsbelasting, maar de Hoge Raad stelt dat de bedrijfsfusie niet was gericht op het vermijden van vennootschapsbelasting. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het beroep in cassatie gegrond. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Daarnaast wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, die in totaal € 966 bedragen. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van fiscale faciliteiten in het kader van fusies en de rechten van belastingplichtigen.