ECLI:NL:HR:2011:BN8037

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02196
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valse verzoeken om teruggave dividendbelasting en betrokkenheid van een ambtenaar van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een ambtenaar van de Belastingdienst, was betrokken bij het indienen van valse verzoeken om teruggave van dividendbelasting. De feiten betroffen een periode van oktober 2003 tot en met april 2004, waarin de verdachte samen met mededaders valse formulieren indiende bij de Belastingdienst te Heerlen. Deze verzoeken waren opgesteld op naam van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], waarbij onterecht werd aangegeven dat deze verzoekers inwoner waren van Frankrijk en Spanje, en dat de bijgevoegde dividendnota's authentiek waren. De verdachte heeft, ondanks dat zij op dat moment werkzaam was bij de Belastingdienst, opzettelijk gebruik gemaakt van deze valse documenten, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de Belastingdienst.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte wist dat de ingediende verzoeken vals waren. De rol van de verdachte was cruciaal in de afhandeling van deze verzoeken, en haar betrokkenheid bij de valse verzoeken was evident. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar beperkte de duur van de opgelegde gevangenisstraf tot zeventien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit arrest benadrukt de ernst van valsheid in geschrifte en de gevolgen daarvan voor ambtenaren die in hun functie misbruik maken van hun positie.

Uitspraak

25 januari 2011
Strafkamer
nr. 08/02196
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 mei 2008, nummer 20/002848-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt dat de door het Hof onder 1, 2, 3A en 3B bewezenverklaarde feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. subsidiair (betrekking hebbende op de verzoeken teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 1]) zij in of omstreeks de periode gelegen tussen oktober 2003 en januari 2004 te Heerlen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen, te weten
- € 407.245,- en
- € 413.535,-
hebbende verdachte en haar mededaders met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid formulieren, te weten verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd (bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-1 en D-4) en welke formulieren vals, en onjuist, waren, welke valsheid en onjuistheid hierin bestond dat op deze formulieren telkens in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 1] inwoner was van Frankrijk en woonachtig was aan [a-straat 1] en
- deze formulieren waren afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk) en
- door of namens verzoeker [betrokkene 1] bij de verzoeken zijn bijgevoegd dividendnota's van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf en
- verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en
- de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services, waardoor de Belastingdienst te Heerlen en/of de Staat der Nederlanden werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend van [betrokkene 2]) zij in de periode tussen januari 2004 tot en met april 2004 te Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag, te weten
- € 435.000,- hebbende verdachte en haar mededader met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een formulier, te weten een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd (bijlage proces-verbaal Fiod Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-7) en welk formulier vals, onjuist was, welke valsheid en/of onjuistheid hierin bestond dat op dit formulier in strijd met de waarheid is aangegeven dat:
- de verzoeker [betrokkene 2] inwoner was van Spanje en woonachtig was aan de [b-straat 1] en
- dit formulier was afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Tenerife (Spanje) en
- door of namens verzoeker [betrokkene 2] bij het verzoek is bijgevoegd dividendnota's van UBS en
- verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en
- de effecten zich bevonden bij UBS waardoor de Belastingdienst te Heerlen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3A. (betrekking hebbende op de verzoeken teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 1]) zij in of omstreeks de periode gelegen tussen oktober 2003 tot en met januari 2004 te Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse formulieren "verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-1 en D-4) en dividendnota's van Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf (bijlage D-3a t/m D-3e en D-6a t/m D-6d)
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en haar mededaders bedoelde formulieren, houdende verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota('s) aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen hebben doen toekomen, op welke formulieren vals stond aangegeven dat:
- deze verzoeken tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk) zijn afgegeven en behandeld en afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de ondernemingen Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf zijn opgemaakt en afgegeven, zulks terwijl zij, verdachte, wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
3B. (betrekking hebbende op het verzoek teruggaaf dividend op naam van [betrokkene 2]) zij in de periode januari 2004 tot en met april 2004, te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse formulieren "verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-7) en dividendnota's van U.B.S. (bijlage D-9)
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en haar mededader bedoelde formulieren, houdende een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota('s) aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen hebben doen toekomen, op welke formulieren vals stond aangegeven dat:
- dit verzoek tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Spanje) is afgegeven en behandeld en afgestempeld
- de dividendnota's door of namens de onderneming U.B.S. zijn opgemaakt en afgegeven, zulks terwijl zij, verdachte, wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik."
2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"F1. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
F2. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
G1. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van feit 1, subsidiair, feit 2 en feit 3 veroordeling van verdachte gevorderd. De verdediging heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 3 zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
G2. Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
a. Op 15 oktober 2003 komt bij de FIOD-ECD te Utrecht onder andere CIE informatie binnen inhoudende dat medeverdachte [betrokkene 1] veel geld wisselt bij de Sparkasse in het centrum van Aken (AH-001d).
b. Op 27 oktober 2003 wordt op naam van [betrokkene 1] te Parijs een verzoek om teruggaaf dividendbelasting voor een bedrag van € 407.247,58 ondertekend (bijlage D1);
c. Op 30 oktober 2003 wordt op naam van [betrokkene 1] te Parijs een tweede verzoek om teruggaaf dividendbelasting voor een bedrag van € 413.635,13 ondertekend (bijlage D4);
d. Het verzoek van 27 oktober 2003 komt, vergezeld van de benodigde bijlagen, op 3 november 2003 binnen bij de Belastingdienst Buitenland te Heerlen (bijlage D2).
e. Het verzoek van 30 oktober 2003 komt op een onbekende datum binnen bij de Belastingdienst Buitenland te Heerlen (bijlage D5);
f. Op 17 december 2003 is bij de FIOD-ECD te Utrecht via de afdeling CIE onder andere de informatie binnen gekomen dat [betrokkene 1] altijd veel contant geld in huis heeft en dat hij tenminste één keer per week naar een bank in Aken rijd en dan grote hoeveelheden bankbiljetten in buitenlandse valuta meeneemt (AH-001-h).
g. Op 13 januari 2004 te 11.30 uur wordt het verzoek teruggaaf dividendbelasting van [betrokkene 1] van 27 oktober 2003 op de Belastingdienst Buitenland te Heerlen ingetoetst door [betrokkene 3] (D19-a).
h. Op 13 januari 2004 te 11.35 uur wordt de voorcontrole van dit verzoek door verdachte gedaan en op dezelfde dag te 11.36 uur wordt de handmatige behandeling van het verzoek door verdachte uitgevoerd (D19-a).
i. Op 15 januari 2004 wordt door de Belastingdienst onder de vermelding "Tax Refund" op de rekening met nummer [001] van [betrokkene 1] bij de Sparkasse te Aken een bedrag van € 407.145,- gestort (D36);
j. Op 15 januari 2004 wordt [betrokkene 1] gebeld door de Sparkasse te Aken. Daarna belt [betrokkene 1] met [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4])(G11/01 en AH-46).
k. Op 16 januari 2004 neemt [betrokkene 1] te 15.33 uur een bedrag van € 396.000,- op van dezelfde rekening bij de Sparkasse te Aken (D36);
l. Op 16 januari 2004 te 16.23 uur en te 17.00 uur heeft [betrokkene 1] telefonisch contact met [betrokkene 4] (AH-46);
m. Op 21 januari 2004 neemt FIOD-opsporingsambtenaar [betrokkene 5] contact op met [betrokkene 6] van het Landes Kriminal Amt te Düsseldorf om te informeren of er meldingen van ongebruikelijke transacties bekend zijn die betrekking hebben op [betrokkene 1] (OPV-01, p.7);
n. Op 22 januari 2004 meldt genoemde [betrokkene 6] dat er meldingen zijn geweest van de Sparkasse te Aken betreffende het wisselen van geld (OPV-01, p. 7).
o. Op 23 januari 2004 is op naam van [betrokkene 7], de partner van verdachte, een BMW328 Cl Coupé, ter waarde van ongeveer € 20.000,- tot € 30.000,- gekocht;
p. Op 27 januari 2004 te 7.28 uur wordt het verzoek om teruggaaf dividendbelasting van [betrokkene 1] van 30 oktober 2003 op de Belastingdienst te Heerlen ingetoetst door verdachte D25-a).
q. Op 27 januari 2004 te 8.22 uur wordt de voorcontrole van dit verzoek door [betrokkene 8] gedaan en op dezelfde dag te 8.23 uur wordt de handmatige behandeling van het verzoek door [betrokkene 8] uitgevoerd (D25-a).
r. Op 29 januari 2004 wordt op de rekening van [betrokkene 1] bij de Sparkasse te Aken een bedrag van € 413.336,- gestort (D36).
s. Op 29 januari 2004 te 12.07 uur heeft [betrokkene 1] telefonisch contact met de Sparkasse. Daarna heeft hij om 14.11 uur, 17.40 uur en 22.29 uur telefonisch contact met [betrokkene 4] (AH-56).
t. Op 30 januari 2004 te 15.32 uur neemt [betrokkene 1] een bedrag van € 410.000,00 op van dezelfde rekening bij de Sparkasse te Aachen (D-36).
u. Op 30 januari 2004 tussen 16.02 uur en 16.14 uur heeft [betrokkene 1] drie maal telefonisch contact met [betrokkene 4] (AH-46).
v. Op 2 februari 2004 stuurt de Sparkasse te Aken aan de FIOD een kopie van het bankafschrift van [betrokkene 1] waarop bovengenoemde stortingen en opnames staan vermeld (D36).
w. Op 26 februari 2004 neemt [betrokkene 1] contact op met de Belastingdienst en vertelt dat hij zijn naam, adres en bankgegevens ter beschikking heeft gesteld aan een tweetal Afrikaanse relaties. Op aanwijzing van deze personen zou [betrokkene 1] tweemaal een bedrag van € 400.000,- contant van zijn rekening hebben opgenomen en aan hen hebben overhandigd (AH-08 en OPV -01 p. 31);
x. Op 28 februari 2004 wordt het eerste rechtshulpverzoek gedaan aan Duitsland met betrekking tot de criminele activiteiten van [betrokkene 1]. Hierbij wordt nog geen verzoek gedaan met betrekking tot de herkomst van bovengenoemde door [betrokkene 1] opgenomen geldbedragen en wordt niet gesproken over oplichting (RHV-001);
y. Op 2 maart 2004 wordt, in verband met het vermoedelijk vals invullen van formulieren teruggaaf dividendbelasting door verdachte een rechtshulpverzoek gedaan aan Frankrijk, ter verifiëring van de door [betrokkene 1] op de genoemde verzoeken vermelde adresgegevens (RHV-004). Deze adresgegevens blijken niet te bestaan.
z. Op 2 maart 2004 heeft [betrokkene 1] met de Belastingdienst Buitenland te Heerlen een gesprek (onder meer) over ingediende verzoeken teruggaaf dividendbelasting op zijn naam en de bedragen die op zijn rekening bij de Sparkasse te Aken zijn gestort (zie onder i en r) (AH-08);
aa. Op 5 maart 2004 heeft een gesprek plaats met de Boete Fraude Coördinator van Maastricht, [betrokkene 9], in verband met het vermoeden dat een ambtenaar van de Belastingdienst is betrokken bij het indienen van valse teruggaven dividendbelasting op naam van [betrokkene 1] (OPV-01, p. 8);
bb. Op 19 maart 2004 wordt ten aanzien van medeverdachte [betrokkene 1] een aanvullend rechtshulpverzoek gedaan aan Duitsland (RHV/002). In dit verzoek wordt wel melding gemaakt van de oplichting en de vals ingediende verzoeken om teruggaaf dividendbelasting op naam van [betrokkene 1];
cc. Op 23 maart 2004 wordt contact gezocht met [betrokkene 10], teamleider bij de Belastingdienst te Heerlen. [betrokkene 10] heeft uitgezocht dat verdachte bij de behandeling van beide verzoeken van [betrokkene 1] betrokken is geweest (OPV-01, p. 8).
dd. [Betrokkene 10] vraagt in maart 2004 de medewerking van [betrokkene 11], controller bij de Belastingdienst (G2/001).
ee. Op 7 april 2004 meldt [betrokkene 11] telefonisch dat er vermoedelijk weer een valselijk verzoek teruggaaf dividendbelasting is onderschept (AH 11). Het verzoek is gedaan op naam van [betrokkene 2], [b-straat 1], welk adres niet blijkt te bestaan. Op de achterzijde van het verzoek is ingevuld "[...]. Het verzoek is op 31 maart 2004 door [betrokkene 12] ingetoetst. Op 6 april 2004 te 10.56 uur is de voorcontrole van dit verzoek door verdachte uitgevoerd en op hetzelfde tijdstip is door verdachte de handmatige behandeling van het verzoek gedaan (D7 en verder). De uitbetaling van dit verzoek wordt vervolgens - onzichtbaar voor gebruikers van het geautomatiseerde systeem van de belastingdienst - tegen gehouden.
ff. Op 7 april 2004 heeft opsporingsambtenaar [betrokkene 5] contact met [betrokkene 10] over het opnieuw in behandeling nemen van een verzoek teruggaaf dividendbelasting door verdachte. Naar aanleiding daarvan wordt ten aanzien van verdachte op 8 april een verzoek tot afluisteren telecommunicatie gedaan, welk verzoek wordt toegewezen (AH09) en op 13 april 2004 een verzoek tot het inzetten van een observatieteam gedaan, welk verzoek ook wordt toegewezen (AH-11);
gg. Op 14 april 2004 meldt verdachte zich ziek in verband met het ondergaan van een schouderoperatie. Tevens heeft zij in haar ziekteperiode een tweede operatie laten uitvoeren op 23 april 2004.
hh. Op 21 april 2004 heeft verdachte telefonisch contact met haar werkgever, de Belastingdienst kantoor Buitenland. Verdachte vertelt dat ze zich verveelt en vraagt of het goed is als ze even langs komt. Een collega vraagt verdachte daarop iets over het werk en verdachte zegt dat ze daar dan die middag ook even naar zal kijken (T776-14 en G-77)).
ii. Door een observatieteam wordt gezien dat verdachte op 21 april 2004 omstreeks 13.00 uur door [betrokkene 4] wordt afgezet bij haar werkgever. Verdachte gaat naar binnen. Om 13.45 uur stuurt verdachte een SMS naar [betrokkene 4] met de tekst "nu" (T417-12).
jj. [Betrokkene 4] belt om 13.46 uur (met een andere mobiele aansluiting) naar het doorkiesnummer van verdachte op haar werkplek. Om 13.54 uur ontvangt verdachte een SMS van [betrokkene 4] (van dezelfde mobiele aansluiting als waarnaar zij vlak daarvoor de SMS "nu" verstuurde) een SMS met de tekst "kopie AUB" (T417-12);
kk. Omstreeks 14.00 uur loopt verdachte naar een collega en vraagt hem of ze het systeem even mag raadplegen, omdat ze een klant aan de lijn heeft. Verdachte raadpleegt daarop in het systeem het verzoek om teruggave dividendbelasting ten bedrage van € 435.000,- op naam van [betrokkene 2] d.d. 20 april 2004 (bijlagen D-7 en D-8, zie ook hiervoor onder y). Verdachte maakt daarop een schermprintje en loopt vervolgens met een print in de hand naar een aantal andere collega's (G2/001/V1/02);
ll. Op 21 april 2004 te 14.08 uur belt verdachte [betrokkene 4] en vraagt hem haar weer te komen halen. Zij verlaat daarop het kantoor met in haar hand een blauwe enveloppe (OBS-002).
mm. Op 28 april 2004 wordt er door een Duits sprekende man gebeld met de Belastingdienst Buitenland te Heerlen en gevraagd naar de uitbetaling van het verzoek om teruggaaf van € 435.000,-. Verdachte belt op die zelfde dag omstreeks 13.00 uur met [betrokkene 4] en zegt dat hij wel naar haar toe kan komen. [Betrokkene 4] belt verdachte om 14.07 uur en vraagt haar "tot hoe lang de persoon waarvan zij hem het telefoonnummer heeft gegeven daar is". Verdachte antwoordt daarop "meestal tot een uur of vier" (T776- 21).
nn. Uit onderzoek door het NFI blijkt het verzoek [betrokkene 2] vermoedelijk door [betrokkene 4] te zijn ingevuld (AH-48).
oo. Tijdens een zoeking op het woonadres van [betrokkene 4] wordt een stempel gevonden met welke stempel met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de stempelafdruk op het verzoek [betrokkene 2] (bijlage D-8) is aangebracht. Daarnaast wordt een briefje gevonden met de tekst "[...] en een papier met de tekst "[betrokkene 2] [b-straat 1]".
pp. De partner van [betrokkene 4] heet [betrokkene 13] en zij wonen samen op het adres [adres].
qq. Verdachte woont ten tijde van het ten laste gelegde samen met haar partner [betrokkene 7]. Zij heeft daarnaast, buiten medeweten van [betrokkene 7], een verhouding met (hiervoor genoemde) [betrokkene 4]. [Betrokkene 7] is een achterneef van [betrokkene 4]. Verdachte, [betrokkene 14] en [betrokkene 4] kennen elkaar van de voetbalclub en spreken elkaar regelmatig
rr. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de verzoeken van [betrokkene 1] vermoedelijk door genoemde [betrokkene 13] zijn ingevuld.
ss. Uit de opgevraagde historische gegevens van de bij verdachte, [betrokkene 4] en [betrokkene 13] in gebruik zijnde telefoonaansluitingen blijkt dat er tijdens de periode oktober 2003-mei 2004 zeer veelvuldig contact is tussen verdachte, [betrokkene 13] en [betrokkene 4]. Daarnaast blijkt van een zeer veelvuldig telefonisch contact tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 4]/[betrokkene 13].
In aansluiting hierop overweegt het hof het volgende.
G3. In een relatief korte periode worden bij de Belastingdienst te Heerlen een drietal valse verzoeken teruggaaf dividendbelasting ingediend. Het betreft verzoeken op naam van [betrokkene 1] (twee maal) en op naam van [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]).
De wijze waarop het valse verzoek [betrokkene 2] is opgesteld, verwerkt en behandeld vertoont overeenkomsten met de wijze waarop de verzoeken [betrokkene 1] zijn opgesteld, verwerkt en behandeld. Verdachte is steeds (deels) bij de verwerking en behandeling van de verzoeken bij de Belastingdienst betrokken.
Zij komt tijdens haar ziekteverlof naar kantoor en raadpleegt aldaar in het systeem het verzoek [betrokkene 2], terwijl zij ondertussen telefonisch contact heeft met [betrokkene 4]. Bovendien heeft verdachte direct (in het geval van het verzoek [betrokkene 2]) dan wel indirect (via [betrokkene 4]/[betrokkene 13] in geval van de verzoeken [betrokkene 1]) regelmatig contact met de personen die de valse verzoeken hebben opgesteld. Zij heeft een verhouding met [betrokkene 4] en is bevriend met [betrokkene 13]. [Betrokkene 1] heeft daarnaast op de dagen dat de uitbetalingen door de Belastingdienst hebben plaats gevonden meerdere malen telefonisch contact met [betrokkene 4].
De belastingdienst is door de valse verzoeken teruggaaf van dividendbelasting bewogen tot afgifte van een tweetal geldbedragen, in totaal ruim € 800.000,-. Dit bedrag is door de belastingdienst ook daadwerkelijk uitbetaald door overmaking naar een Duits bankrekeningnummer op naam van [betrokkene 1]. Het staat derhalve vast dat deze oplichtingen feitelijk in ieder geval hebben geleid tot het beschikbaar komen van grote hoeveelheden geld aan verdachtes medeverdachte [betrokkene 1].
Uit het dossier is gebleken dat kort na het indienen van de valse verzoeken en de op basis daarvan gedane uitbetalingen door de belastingdienst, verdachte en haar partner omvangrijke uitgaven hebben gedaan. Op vragen van de FIOD/ECD verklaren verdachte en haar partner naast hun salaris recentelijk geen inkomsten te hebben gehad.
Verdachte is vervolgens inconsistent in haar verklaring omtrent de herkomst van het geld dat is betaald voor de tweede operatie, te weten een cosmetische operatie. Ten overstaan van de FIOD/ECS verklaart zij hierover dat deze operatie is bekostigd van het contant bewaarde spaargeld terwijl zij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de operatie is bekostigd met een tweede hypotheek.
G4. In aanmerking nemende de onder G2 opgenomen feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd alsmede gelet op de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het indienen van valse verzoeken om teruggaaf dividendbelasting en dat deze betrokkenheid zodanig is dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals onder 1, subsidiair, onder 2 en onder 3A en 3B bewezen verklaard.
G5. Ten aanzien van het onder 1, subsidiair bewezen verklaarde overweegt het hof voorts nog het volgende.
Zoals hiervoor onder rubriek 4 "Tenlastelegging" reeds is overwogen, begrijpt het hof de tenlastelegging onder 1 subsidiair ten aanzien van de passage "dat op dit/deze formulier(en) (telkens) in strijd met de waarheid is aangegeven dat (...) door of namens verzoeker [betrokkene 1] bij het/de verzoek(en) is/zijn bijgevoegd een (of meer) dividendnota('s), te weten van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf en (...) dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten" aldus dat verdachte en zijn mededaders in strijd met de waarheid hebben doen voorkomen dat de bijgevoegde dividendnota's echte - in de zin van niet (ver)vals(t)e - dividendnota's van 2 Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf waren alsmede dat zij in strijd met de waarheid hebben doen voorkomen dat die inkomsten waren genoten en zouden moeten leiden tot dividendteruggaaf.
De bewezenverklaring dient overeenkomstig te worden begrepen."
2.4. Het middel klaagt blijkens de daarop gegeven toelichting meer in het bijzonder dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte "wetenschap heeft gehad van de valsheid van de verzoeken" om teruggave van dividendbelasting en evenmin dat ten aanzien van de verdachte met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten sprake was van "nauwe en volledige samenwerking" met haar mededaders.
2.5. De tweede klacht faalt aangezien uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat met betrekking tot de valse verzoeken om teruggave van dividendbelasting en de afhandeling daarvan telkens bewust en nauw, in wisselende samenstelling, werd samengewerkt door [betrokkene 1], [betrokkene 4], [betrokkene 13] en de verdachte, alsmede dat de rol daarbij van de verdachte in haar hoedanigheid van medewerkster van de Belastingdienst onontbeerlijk was. Uit de hiervoor onder 2.3 sub G2 weergegeven feiten en omstandigheden heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte wist dat de ingediende verzoeken om teruggave van dividendbelasting vals waren, zodat ook de eerste klacht faalt. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof heeft vastgesteld dat de werkwijze van de verdachte met betrekking tot de desbetreffende verzoeken afweek van de gebruikelijke, voorgeschreven werkwijze.
2.6. Het middel is tevergeefs voorgesteld
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel.
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zeventien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 januari 2011.