ECLI:NL:HR:2011:BN7160
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de GATS op dividendbelasting bij uitkeringen aan buitenlandse vennootschappen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen de afdracht van dividendbelasting op een dividenduitkering aan haar aandeelhouder I N.V., gevestigd in de Nederlandse Antillen, werd afgewezen. De belanghebbende had op 28 juni 2005 dividend uitgekeerd en daarop dividendbelasting afgedragen. Na afwijzing van haar verzoek om teruggaaf van deze belasting, heeft zij beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en incidenteel beroep in cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 februari 2011 geoordeeld dat de inhouding van dividendbelasting op de uitkering aan I N.V. niet in strijd is met de bepalingen van de General Agreement on Trade in Services (GATS). De Hoge Raad overweegt dat het verschil in behandeling van dividenduitkeringen aan binnenlandse en buitenlandse vennootschappen gerechtvaardigd is, omdat dit verschil is gericht op het billijk en effectief opleggen of innen van directe belastingen. De Hoge Raad concludeert dat de inhoudingsvrijstelling van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 niet leidt tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie, en dat het incidentele beroep geen behandeling behoeft, aangezien het alleen was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen.
De Hoge Raad verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet en de overige rechters, en openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.