ECLI:NL:HR:2011:BN7088
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de overname van tenuitvoerlegging van een Duitse strafzaak en de beschikbaarheid van processtukken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam. De veroordeelde, die in Duitsland was veroordeeld, had een verzoek ingediend tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf. De Rechtbank had in haar uitspraak overwogen dat de veroordeelde in Duitsland in het meest gunstige geval na het uitzitten van twee derde van de straf, op 25 augustus 2013, in vrijheid zou kunnen worden gesteld. De verdediging voerde aan dat het volgens het Duitse Wetboek van Strafrecht ook mogelijk is om na het uitzitten van de helft van de straf vrij te komen. Ter onderbouwing hiervan werd een document overgelegd, maar de Rechtbank oordeelde dat dit document niet meer beschikbaar was en dat de veroordeelde geen rechtens te respecteren belang had bij zijn klacht over het ontbreken van dit document.
De Hoge Raad bevestigde de beslissing van de Rechtbank en oordeelde dat de veroordeelde geen belang had bij de klacht dat het document niet bij de stukken van het geding was gevoegd, aangezien er in cassatie niet werd geklaagd over de juistheid van de weergave van de inhoud van het document. De Hoge Raad verwees naar een eerder tussenarrest van 26 oktober 2010, waarin de zaak naar de rolzitting was verwezen om de Advocaat-Generaal in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voorgestelde middel. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de verdediging niet kon leiden tot cassatie, omdat het verzoek om aanvulling van de processtukken niet tijdig was ingediend volgens de geldende regels. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, waarmee de overname van de tenuitvoerlegging van de Duitse straf niet werd toegewezen.