ECLI:NL:HR:2011:BN4349

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03997
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging tot overval met geweld in Purmerend

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is vrijgesproken van poging tot overval. De verdachte, geboren in 1972 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, had samen met mededaders een overval op een woning in Purmerend gepland. De tenlastelegging omvatte onder andere het gebruik van geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer, [slachtoffer 3]. De verdediging stelde dat de verdachte vrijwillig had teruggetreden van de uitvoering van het misdrijf, wat door het Hof werd verworpen. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk had aangebeld bij de woning, wat cruciaal was voor de uitvoering van het plan. De Hoge Raad bevestigde de vrijspraak, maar vernietigde de uitspraak van het Hof enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd naar zes jaren en negen maanden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn van het proces was overschreden, wat leidde tot deze strafvermindering. De zaak benadrukt de noodzaak van bewijs voor de uitvoering van een misdrijf en de voorwaarden waaronder vrijwillige terugtred kan worden aangenomen.

Uitspraak

12 april 2011
Strafkamer
nr. 09/03997
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 september 2009, nummer 23/003987-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haaglanden, locatie Zoetermeer" te Zoetermeer.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Tenlastelegging en bewezenverklaring
2.1. Aan de verdachte is onder 4 tenlastegelegd dat:
primair
"hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [b-straat 1] weg te nemen een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar bedoelde woning is (mee) gereden (in een gestolen auto) en/of
- een PTT uniform en/of een PTT jas en/of een of meer elektrische wapen(s) en/of een of meer stroomstootwapen(s) en/of een of meer revolver(s) en/of een of meer walkie talkie(s) en/of een of meer portofoon(s) en/of een clipboard en/of een (bruine) doos en/of (een) nep postpakket(ten) heeft/ hebben meegenomen en/of voorhanden heeft/ hebben gehad en/of
- het PTT uniform en/of een PTT jas heeft/hebben aangetrokken en/of
- zich naar (de voordeur van) bedoelde woning heeft/hebben begeven met medeneming van de (bruine) doos/ nep postpakket(ten) en/of een of meer elektrische wapen(s) en/of stroomstootwapen(s) en/of heeft/hebben aangebeld terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid";
en subsidiair dat:
"hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend en/of te Sint Maarten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [b-straat 1] te Purmerend weg te nemen een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), althans in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] te dwingen tot afgifte van een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer mededader(s) althans alleen opzettelijk
- een of meer (gestolen) auto's en/of
- een PTT-uniform en/of een PTT-jas en/of
- een of meer elektrisch(e) wapen(s) en/of een of meer stroomstootwapen(s) en/of
- een of meer revolver(s) en/of
- een of meer walkie talkie(s) en/of een of meer portofoon(s) en/of
- een clipboard en/of
- een (bruine) doos en/of (een) nep postpakket(ten)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad."
2.2. Het Hof heeft daarvan bewezenverklaard dat de verdachte:
"op een tijdstip in de periode van 2 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [b-straat 1] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3], met zijn mededaders,
- naar de bedoelde woning is gereden en
- een PTT-jas en een elektrisch wapen, walkietalkies en een doos heeft meegenomen en voorhanden heeft gehad en
- een PTT-jas heeft aangetrokken en zich naar de voordeur van bedoelde woning heeft begeven, met medeneming van de doos en een elektrische wapen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid." (hierna: de zaak Purmerend)
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een namens de verdachte gevoerd verweer dat sprake is geweest van een vrijwillige terugtred van [betrokkene 2].
4.2.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig zijn pleitnota. Deze pleitnota houdt - met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten - ter zake het onder 4 tenlastegelegde het volgende in:
"Poging/voorbereiding overval in Purmerend in de periode 2-21 maart 2006
Over deze zaak zijn door een groot aantal personen verklaringen afgelegd. En ook in deze zaak spelen de verklaringen van [betrokkene 2] een hoofdrol.
- Verklaringen
Bij de politie heeft [betrokkene 2] het volgende over deze zaak verklaard:
" V: Is dat dan in Purmerend of Zaandam?
A: Ik weet het niet.
V: Wie ging er nog meer mee, buiten [betrokkene 8] en jij?
A: Dat weet ik niet. Dat moet je [betrokkene 8] vragen.
V: Waar en wanneer was dat nu precies?
V: Ik weet de datum echt niet meer, het was 's ochtends."
Hoe geloofwaardig is de verklaring van een man die in eerste instantie niet weet waar het was, met wie het was en wanneer het was?
Een man die vervolgens ter terechtzitting van de Rechtbank verklaringen aflegt die afwijken van zijn bij de politie afgelegde verklaringen en die vervolgens tegenover Uw Hof verklaart: "Ik heb verklaringen afgelegd bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg. Wat ik daar heb verklaard klopt. Ik heb toen de waarheid gezegd en ik blijf bij die verklaringen". Een zeer stellige uitspraak voor een getuige die eerder heeft verklaard over de betrokkenheid van [betrokkene 8] bij het in Badhoevedorp gepleegde feit. Een absoluut onmogelijke betrokkenheid gezien het in eerste aanleg overgelegde detentieschema van [betrokkene 8], op grond waarvan vast staat dat [betrokkene 2] niet geheel naar waarheid heeft verklaard. Kennelijk ziet [betrokkene 2] er belang in om ten aanzien van een aantal feiten de schuld zo veel mogelijk bij een ander te leggen dan wel de schuld te verdelen over zo veel mogelijk personen. Door [betrokkene 2] worden op die wijze anderen geheel ten onrechte betrokken in zijn zaken. De verklaringen van [betrokkene 2], ook in de zaak Purmerend, moeten daarom zeer kritisch bekeken worden.
Gelet op de hoeveelheid verklaringen en de omvang van dit zaaksdossier lijkt de beoordeling van de Purmerend-zaak vervolgens een ingewikkelde te zijn. Echter, de kern van hetgeen thans aan u ter beoordeling voorligt is terug te brengen tot de beantwoording van een tweetal relatief eenvoudige vragen. Heeft [betrokkene 2] aangebeld bij de woning in Purmerend? En, indien niet kan worden bewezen dat hij heeft aangebeld; wat heeft hem er dan van weerhouden om aan te bellen?
- Heeft [betrokkene 2] aangebeld?
Diverse betrokkenen hebben verklaringen afgelegd over hetgeen voorafgaand en tijdens de Purmerend-zaak is gebeurd. Slechts twee betrokkenen hebben over het aspect van aanbellen verklaard en meer uiteenlopend hadden deze verklaringen niet kunnen zijn.
Volgens [betrokkene 8], die - op het moment dat [betrokkene 2] bij de voordeur stond - zich zelf op een afstand van de woning in een auto bevond, heeft [betrokkene 2] wel aangebeld, "[betrokkene 2] is dus aan gaan bellen. Dat kon ik vanuit de auto zien." [Betrokkene 8] verklaart dit enkel gezien te hebben, gehoord heeft hij het niet. Kennelijk was hij dus ver genoeg van de voordeur om niet te horen dat er zou zijn aangebeld. Hoe goed was dan, gelet op die afstand en zijn positie, zijn zicht op de deurbel en (het handelen van) [betrokkene 2]?
Dat het zicht van de andere betrokkenen op [betrokkene 2] bij de voordeur niet goed was, wordt bevestigd door [betrokkene 2] "Maar ik had niet aangebeld. Ze konden het nog niet goed zien".
[Betrokkene 2] zelf heeft in al zijn verhoren verklaard dat hij niet heeft aangebeld. Ook toen hij ter terechtzitting van Uw Hof werd gehoord over de Purmerend-zaak, heeft hij opnieuw stellig verklaard dat hij niet heeft aangebeld bij de woning.
Wat moet hieruit nu worden afgeleid? Er bestaat discrepantie tussen de verklaringen betreffende het al dan niet aanbellen door [betrokkene 2]. Ten aanzien van [betrokkene 2] is reeds betoogd dat met zijn verklaringen voorzichtig moet worden omgegaan. Of hij op dit punt nu wel of niet conform de waarheid heeft verklaard, weten we niet. De versie van [betrokkene 8] dat [betrokkene 2] wel heeft aangebeld wordt voorts niet bevestigd door andere bronnen. Kortom: we weten niet of er nu wel of niet is aangebeld. Juridisch vertaald: het bewijs voor het aanbellen ontbreekt.
- Poging
Het feit dat niet kan worden bewezen dat [betrokkene 2] heeft aangebeld bij de woning leidt tot de conclusie dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering.
Al hetgeen dat zich voorafgaand aan het naar de woning gaan door de betrokkenen heeft voorgedaan, kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm niet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Het misdrijf dat volgens de tenlastelegging een overval betrof. Het, met het voornemen om iemand te overvallen in zijn woning, zich naar die woning begeven, is onvoldoende om van een voltooide poging te spreken indien er vervolgens niet 'conform het plan' wordt aangebeld. Zonder aanbellen komen de betrokkenen de woning niet binnen en komen zij niet in contact met de te overvallen persoon. Reden waarom van een begin van uitvoering van de overval niet kan worden gesproken en vrijspraak dient te volgen voor de primair tenlastegelegde poging.
- Voorbereiding
Is er dan wel sprake geweest van een strafbare voorbereiding? Uit verklaringen blijkt dat er al het een en ander was ondernomen alvorens de betrokkenen naar de woning zijn gegaan om het plan uit te voeren. In artikel 46b Sr is echter bepaald: "Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk". De verdediging stelt zich in deze zaak op het standpunt dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
In dit kader wordt gewezen op Hoge Raad, 13 maart 2007, LJN AZ6709:
"Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf- af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten."
Voorts heeft de Hoge Raad in het arrest van 3 maart 2009, LJN BF8844 bepaald:
"Bij de beantwoording van de vraag of van zodanig optreden sprake is, is mede van belang of en zo ja in welke mate het waarschijnlijk is dat het gevolg zou zijn ingetreden ná de uitvoeringshandelingen van de verdachte maar vóór de gedragingen waarop het beroep op vrijwillige terugtred is gebaseerd. Hoe waarschijnlijker een dergelijk intreden van het gevolg is, des te minder ligt het in de rede om vrijwillige terugtred aan te nemen."
Als de verklaringen over deze zaak op een rij worden gezet moet daaruit in ieder geval worden afgeleid, hoe afwijkend de verklaringen op andere punten dan ook mogen zijn, dat [betrokkene 2] bij de woning zou aanbellen en dat wanneer er vervolgens open zou worden gedaan, andere gereed staande betrokkenen de woning zouden binnengaan. Het aanbellen door [betrokkene 2] is daarmee een cruciale schakel in het gezamenlijke plan. Dit blijkt ook wel uit het feit dat, wanneer er niet wordt opengedaan, de betrokkenen de woning en omgeving verlaten en daarmee hun actie beëindigen. Gezien de doorslaggevende rol die het aanbellen van [betrokkene 2] speelt in de uitvoering van het plan, is het niet aanbellen door [betrokkene 2] daardoor bij uitstek hét optreden dat naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg te beletten. Bovendien volgt uit het voorgaande dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het gevolg zou zijn ingetreden na de reeds verrichten handelingen door betrokkene en vóór de gedragingen waarop het beroep op vrijwillige terugtred is gebaseerd.
Van doorslaggevend belang bij de bepaling of sprake is geweest van een strafbare voorbereiding is vervolgens de beantwoording van de vraag wat de reden voor [betrokkene 2] is geweest om niet aan te bellen. In zijn verklaringen heeft [betrokkene 2] daarvoor diverse redenen gegeven. Enerzijds lijkt uit zijn verklaring af te leiden dat het een bewegende camera is geweest die [betrokkene 2] heeft doen besluiten niet aan te bellen. "De camera ging heen en weer en van boven naar beneden. Daarom belde ik niet aan. Ik dacht dat ze me konden zien." Anderzijds heeft ook een sterke interne factor [betrokkene 2] doen besluiten niet door te gaan met de overval, "Ik heb alleen niet aangebeld bij die woning omdat ik niemand pijn wilde doen. Ik deed alsof ik wel aanbelde, maar ik belde niet. Ik wilde helemaal niet dat die man werd overvallen. Ik saboteerde de boel expres".
Ook ter terechtzitting voor uw Hof heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij niet heeft aangebeld "omdat hij bang was voor de gevolgen".
Uit deze verklaringen van [betrokkene 2] blijkt dat zijn besluit om niet aan te bellen bij de woning zowel door interne als externe factoren is ingegeven. De Hoge Raad heeft in het arrest van 19 december 2006, LJN AZ2169 reeds overwogen: "dat van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, niet aan vrijwillige terugtred in de weg behoeven te staan." Een combinatie van interne en externe factoren is dus zeer wel mogelijk. Nu [betrokkene 2] - op grond van de interne prikkel dat hij niemand pijn wilde doen en niet wilde dat er iemand overvallen werd - besloten heeft het plan niet langer uit te voeren, is sprake van vrijwillige terugtred. Het feit dat de bewegende camera er mede toe heeft geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeft niet aan die vrijwillige terugtred in de weg te staan.
Nu het misdrijf daarom niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, bestaat geen voorbereiding. Cliënt dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging."
4.2.2. Het Hof heeft het aangevoerde in de bestreden uitspraak als volgt samengevat:
"Standpunt van de verdediging
(...)
4) Purmerend
Niet bewezen kan worden dat [betrokkene 2] heeft aangebeld. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een begin van uitvoering en vrijspraak moet volgen. Er is evenmin sprake van een strafbare voorbereiding, omdat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Er is sprake van vrijwillige terugtred van [betrokkene 2].
Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging."
4.2.3. Het Hof heeft daaromtrent als volgt overwogen en beslist:
"met betrekking tot feit 4 (Purmerend)
[Betrokkene 8] heeft verklaard dat hij bij [betrokkene 2] thuis op de [c-straat 1] te Amsterdam [betrokkene 9] en twee andere Polen heeft ontmoet, die hij heeft herkend als de verdachte, [medeverdachte] en [betrokkene 10]. [Betrokkene 11] heeft verklaard dat, toen [betrokkene 2] begin februari 2006 bij hem kwam wonen op de [c-straat 1] te Amsterdam, er twee Polen over de vloer kwamen, die hij heeft herkend als [medeverdachte] en [betrokkene 10]. [betrokkene 11] heeft ook verklaard dat [betrokkene 9] en zijn vrouwtje langs zijn geweest. [Betrokkene 3] heeft bevestigd dat zij bij [betrokkene 2] op de [c-straat 1] langs is geweest. Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 8] hebben verklaard dat [betrokkene 2] zich moest uitgeven voor postbode. Daartoe moest hij een PTT-jas aantrekken en met een doos in de hand, met onder die doos een elektrisch wapen verstopt, naar de voordeur gaan van een adres van een man in Purmerend en daar aanbellen. Het adres van deze man - [betrokkene 13] - heeft verdachte gekregen van [betrokkene 12], die [betrokkene 2] heeft herkend als de tipgever. Een papiertje met daarop het adres van [betrokkene 13] is tijdens een doorzoeking van de woning waar verdachte destijds met [betrokkene 3] woonde, gevonden. Ook [betrokkene 11] heeft verklaard dat [betrokkene 2] en de Polen op zoek waren om huisroven te doen. Hij heeft gezien dat [betrokkene 9] een elektrisch schokapparaat testte. [Betrokkene 3] heeft verklaard dat zij met [betrokkene 2], [betrokkene 8], verdachte en die twee Poolse mannen naar Purmerend is gegaan en dat ze daar naar toe gingen om een huis te observeren en in te breken. De verklaringen van [betrokkene 8], [betrokkene 2], [betrokkene 11] en [betrokkene 3] ondersteunen elkaar. Het hof heeft geen twijfel omtrent de geloofwaardigheid van deze verklaringen. [Betrokkene 2] is met verbalisanten meegereden naar Purmerend. [Betrokkene 2] heeft de McDonalds herkend aan de snelweg waar hij en de anderen waren geweest en heeft vandaar verbalisanten de weg gewezen naar de desbetreffende woning. Daar heeft [betrokkene 2] op de camera gewezen. De politie heeft boven de voordeur van de woning een camera zien hangen.
Het hof acht deze feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot feit 4 (Purmerend) overweegt het hof nog het volgende:
[Betrokkene 2] heeft zich voorgedaan als PTT-besteller, kennelijk om zonder argwaan te wekken naar de voordeur van die woning te kunnen lopen. In die valse hoedanigheid is [betrokkene 2], voorzien van een doos en een elektrisch wapen, naar de voordeur van die woning gelopen, waar hij anders niets te zoeken had. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de gedragingen van [betrokkene 2] naar hun uiterlijke verschijningsvormen het begin waren van een uitvoering van het plan van [betrokkene 2] en zijn mededaders, onder wie verdachte, om iemand in zijn woning met geweld te beroven."
4.3. Gelet op de omstandigheid dat - kort gezegd - aan de verdachte onder 4 primair een poging is tenlastegelegd en onder 4 subsidiair de voorbereiding en in aanmerking genomen dat de hiervoor weergegeven pleitnota een onderverdeling inhoudt met een opschrift "poging" en een opschrift "voorbereiding", heeft het Hof, kennelijk en niet onbegrijpelijk, geoordeeld dat hetgeen onder het opschrift "voorbereiding" door de raadsman van de verdachte is aangevoerd niet (tevens) is aangevoerd ter zake het onder 4 primair tenlastegelegde.
Het middel, dat uitgaat van de stelling dat in hoger beroep ter zake van het onder 4 primair tenlastegelegde is aangevoerd dat sprake was van vrijwillige terugtred van [betrokkene 2], mist dus feitelijke grondslag en kan daarom niet tot cassatie leiden.
5. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren.
6. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 5 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 april 2011.