ECLI:NL:HR:2011:BN3537
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Verliesverrekeningsbeperking in de vennootschapsbelasting en de toepassing op houdster- en financieringsactiviteiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verliesverrekeningsbeperking in de vennootschapsbelasting, zoals vastgelegd in artikel 20, lid 4, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De zaak betreft een belastingplichtige, X B.V., die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belastingplichtige had bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2005, waarbij de Inspecteur had vastgesteld dat de verliesverrekeningsbeperking van toepassing was. De Rechtbank te 's-Gravenhage had het beroep van de belastingplichtige ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de verliesverrekeningsbeperking niet in strijd is met artikel 43 EG (thans artikel 49 VWEU). De bepaling is ook van toepassing op belastingplichtigen die zowel houdster- als financieringsactiviteiten verrichten. De Hoge Raad benadrukte dat feitelijke werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd, ook als werkzaamheden van de belastingplichtige worden beschouwd voor de toepassing van de verliesverrekeningsbeperking. Dit betekent dat de belastingplichtige niet kan ontkomen aan de beperking door te stellen dat bepaalde werkzaamheden door derden zijn verricht.
Daarnaast werd het verschil in behandeling tussen houdstervennootschappen met binnenlandse en buitenlandse deelnemingen besproken. De Hoge Raad concludeerde dat het unierecht niet verzet zich tegen een wettelijke regeling die een moedervennootschap de mogelijkheid biedt om met haar ingezeten dochteronderneming een fiscale eenheid te vormen, terwijl dit niet mogelijk is met een niet-ingezeten dochteronderneming. Dit verschil in behandeling is gerechtvaardigd en noodzakelijk voor de handhaving van de verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen lidstaten.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de eerdere uitspraken van de Rechtbank en het Hof in stand blijven. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de verliesverrekeningsbeperking in de vennootschapsbelasting en de interpretatie van relevante Europese regelgeving.