ECLI:NL:HR:2011:BN0900
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Weigering grensoverschrijdende fiscale eenheid en de gevolgen voor de vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van X Holding B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 7 juli 2006. De zaak betreft de weigering van de Inspecteur om de dochtermaatschappij F N.V. op te nemen in een fiscale eenheid met belanghebbende, X Holding B.V., op de grond dat F N.V. niet in Nederland is gevestigd. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vraag beantwoord die eerder aan het Hof van Justitie was gesteld, waarin werd gevraagd of de weigering van de Inspecteur in strijd is met de artikelen 43 en 48 EG, thans de artikelen 49 en 54 VWEU.
Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 25 februari 2010 geoordeeld dat de wettelijke regeling van een lidstaat die een moedervennootschap de mogelijkheid biedt om met haar ingezeten dochteronderneming een fiscale eenheid te vormen, maar niet toestaat dat een dergelijke fiscale eenheid wordt gevormd met een niet-ingezeten dochteronderneming, niet in strijd is met het EG-Verdrag. Dit betekent dat de beslissing van de Inspecteur om het verzoek om vorming van een fiscale eenheid tussen X Holding B.V. en F N.V. af te wijzen, niet in strijd is met de Europese regelgeving.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende, die uitgaan van een andere opvatting, verworpen en het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak voor de interpretatie van de fiscale eenheid in het kader van grensoverschrijdende situaties.