ECLI:NL:HR:2011:BM9103
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A.A. Franken. De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 1 februari 2011 uitspraak gedaan.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen verdere motivering nodig is, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Echter, deze overschrijding leidt niet tot cassatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoeft te worden en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.