ECLI:NL:HR:2011:BM8030
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake profijtontneming en ontvankelijkheid
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 11 juni 2008. De betrokkene, een onderneming gevestigd te [vestigingsplaats], heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de betrokkene, mr. F.G.L. van Ardenne en mr. M. Molendijk, hebben middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de schriftuur niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor cassatie. De Hoge Raad wijst erop dat alleen middelen van cassatie die voldoen aan de wettelijke eisen in aanmerking komen voor onderzoek. In dit geval was de schriftuur gericht op vernietiging van de uitspraak voor het geval dat de cassatiemiddelen in de hoofdzaak gegrond zouden worden bevonden, wat niet in overeenstemming is met de wet. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van de wet. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 8 februari 2011.