ECLI:NL:HR:2011:BM6159
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en schriftelijke voorbereiding in ontnemingszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 08/05034 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 april 2008, die betrekking had op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1966, had zich laten bijstaan door advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de opgelegde betalingsverplichting, met een aanpassing van het bedrag om de inbreuk op het recht op een redelijke termijn te compenseren.
De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de rechter in ontnemingszaken verplicht is om te reageren op verweren en onderbouwde standpunten die niet uitdrukkelijk ter terechtzitting zijn voorgedragen. De Hoge Raad heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Het arrest verduidelijkt dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor schriftelijke voorbereiding, de rechter niet verplicht is om in te gaan op verweren die niet ter zitting zijn gepresenteerd. Dit is in lijn met de parlementaire geschiedenis van de relevante wetgeving.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de door de verdediging ingediende pleitnotities geen relevante verweren of standpunten bevatten die ter zitting zijn voorgedragen. Hierdoor ontbrak het aan een feitelijke grondslag voor de middelen van cassatie, wat leidde tot de verwerping van het beroep, behalve voor de hoogte van de betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft de betalingsverplichting verlaagd naar € 310.000,-, waarmee de uitspraak van het Hof gedeeltelijk werd vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van verweren en standpunten tijdens de zitting, en bevestigt dat schriftelijke voorbereiding niet kan leiden tot een verplichting voor de rechter om daarop te reageren.