ECLI:NL:HR:2011:BM3499
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over terugbetaling douanerechten en klaarblijkelijke nalatigheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de terugbetaling van douanerechten. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die de beschikking van de Inspecteur om verzoeken om terugbetaling van douanerechten af te wijzen, had vernietigd. De Inspecteur had de verzoeken afgewezen op grond van artikel 239 van het Communautair Douanewetboek, waarbij hij belanghebbende had aangemerkt als douaneschuldenaar vanwege klaarblijkelijke nalatigheid.
Het Hof had geoordeeld dat er termen aanwezig waren om de verzoeken tot terugbetaling aan de Europese Commissie voor te leggen, en dat belanghebbende in een bijzondere situatie verkeerde. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof onvoldoende gemotiveerd was, vooral gezien de gemotiveerde stelling van de Inspecteur dat belanghebbende had moeten weten dat de gegevens over de oorsprong van de goederen onjuist waren. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing. De proceskosten werden niet toegewezen. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij uitspraken van lagere rechters, vooral in zaken die betrekking hebben op douanerechten en de verantwoordelijkheden van douaneschuldenaren.