ECLI:NL:HR:2011:BL6562

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01330
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen. De belanghebbende, aangeduid als X1, had naheffingsaanslagen ontvangen over de tijdvakken van 2 december 1999 tot en met 1 december 2000, 2 december 2000 tot en met 1 december 2001, en 2 december 2001 tot en met 1 december 2002. Na bezwaar tegen deze aanslagen zijn de uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd, waarop de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar, evenals de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.

De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat het hoger beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Rechtbank vernietigde. De zaak werd terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling. Tegen deze uitspraak heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal M.E. van Hilten concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de Staatssecretaris van Financiën tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het bestuursrecht en belastingrecht.

Uitspraak

nr. 09/01330
25 februari 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X1 te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2009, nrs. 07/00861, 07/00862 en 07/00863, betreffende naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting opgelegd over de tijdvakken 2 december 1999 tot en met 1 december 2000, 2 december 2000 tot en met 1 december 2001, en 2 december 2001 tot en met 1 december 2002, alsmede boetes. De naheffingsaanslagen en de boetes zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 07/793, AWB 07/794 en AWB 07/795) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de naheffingsaanslagen alsmede de boetebeschikkingen vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, en het geding ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van zijn uitspraak terugverwezen naar de Rechtbank. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 5 februari 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. De klacht slaagt op de gronden die zijn vermeld in het aan dit arrest gehechte en geanonimiseerde afschrift van het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010, nr. 09/00749, LJN BL6471.
3.2. Gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene kan 's Hofs uitspraak met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 10/04968 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, voor zover betrekking hebbende op de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 110, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1932, derhalve € 966, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2011.