ECLI:NL:HR:2011:BL6498

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 maart 2009. De zaak betreft meerdere naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, alsook navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De Inspecteur had eerder naheffingsaanslagen opgelegd, die na bezwaar door de Rechtbank te Haarlem zijn vernietigd. De Inspecteur ging in hoger beroep, maar het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde de beroepen ongegrond. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft op 18 maart 2011 uitspraak gedaan. De Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor zover het de naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen betreft. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van belanghebbende.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de voorwaarden voor vrijstelling van motorrijtuigenbelasting en de duur van de naheffingstermijn. De zaak illustreert ook de rol van de verschillende instanties in het belastingrecht en de mogelijkheden voor belanghebbenden om in cassatie te gaan tegen uitspraken van hogere rechtbanken.

Uitspraak

Nr. 09/01737
18 maart 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 maart 2009, nrs. P 08/00681, P 08/00683, 08/00685, 08/00713 en 08/00714, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, en naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1. Het geding in feitelijke instanties
1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 06/5304) heeft het tegen de uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, en de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen verminderd.
1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2001 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke navorderingsaanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 06/5305 en AWB 06/5306) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, en de uitspraken op bezwaar alsmede de navorderingsaanslagen vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de desbetreffende uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraken van de Rechtbank vernietigd en de bij de Rechtbank ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.3. Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken 17 januari 2001 tot en met 16 januari 2002 en 17 januari 2002 tot en met 16 januari 2003 naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, alsmede boetes. De naheffingsaanslagen en de boetes zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 06/5314 en AWB 06/5315) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, en de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen alsmede de boetebeschikkingen vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de desbetreffende uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraken van de Rechtbank vernietigd, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen ongegrond verklaard voor zover betrekking hebbend op de naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen gegrond verklaard voor zover betrekking hebbende op de bij die naheffingsaanslagen behorende boetes, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de boetes vernietigd, en de overige boetes verminderd.
1.4. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 5 februari 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het vierde middel, voor zover dat is gericht tegen 's Hofs oordelen omtrent de naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting, slaagt op de gronden die zijn vermeld in het aan dit arrest gehechte en geanonimiseerde arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010, nr. 09/00749, LJN BL6471.
3.2. Het vierde middel voor het overige en de overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3. Gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene kan 's Hofs uitspraak met betrekking tot de opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover betrekking hebbende op de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te
's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van die zaken met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 110, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2011.