ECLI:NL:HR:2011:BK9157

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04638
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onverwijlde opzegging van een arbeidsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. de Visser, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 19 december 2007. De eiser was van mening dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever, Mitra C.V., niet terecht was en dat er geen dringende reden was voor de onverwijlde opzegging zoals bedoeld in artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eiser in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Mitra begroot zijn op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden.

Uitspraak

18 februari 2011
Eerste kamer
09/04638
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Visser,
t e g e n
MITRA C.V.,
gevestigd te Doesburg,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Mitra.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 688041/07-18052 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 19 december 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.599/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juli 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Mitra is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Mitra begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 februari 2011.