ECLI:NL:HR:2011:BK9157
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onverwijlde opzegging van een arbeidsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. de Visser, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 19 december 2007. De eiser was van mening dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever, Mitra C.V., niet terecht was en dat er geen dringende reden was voor de onverwijlde opzegging zoals bedoeld in artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eiser in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Mitra begroot zijn op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden.