ECLI:NL:HR:2010:BO8444

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CPG 10/00075
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A-G. Wattel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aftrekbaarheid rente op gelieerde lening in verband met externe acquisitie en kapitaalstorting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aftrekbaarheid van rente op een gelieerde lening. De belanghebbende had op 30 december 1998 een aanzienlijk bedrag van € 11.259.090 geleend van een bank, datzelfde bedrag werd op dezelfde dag in haar Duitse dochteronderneming gestort. Daarnaast leende de belanghebbende op 31 december 1998 een bedrag van € 149.079.051 van een verbonden lichaam in Ierland. Op 8 januari 1999 werd een deel van deze lening, € 41.286.710, doorgeleend aan de Duitse dochter, die op dezelfde dag een terugbetaling van € 9.203.254 deed aan de belanghebbende. De centrale vraag in deze procedure was of de belanghebbende de rente op de gelieerde lening mocht aftrekken voor het deel dat de banklening verving.

De Rechtbank oordeelde dat er een verband bestond tussen de kapitaalstorting en de gelieerde lening, maar dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de lening en de kapitaalstorting voornamelijk zakelijke overwegingen hadden. Het Hof daarentegen oordeelde dat de rente wel aftrekbaar was, omdat het doel en de strekking van de wet niet van toepassing waren op externe acquisities die gefinancierd werden met een externe lening. Het Hof vond dat de belanghebbende had aangetoond dat er zakelijke overwegingen waren voor zowel de lening als de kapitaalstorting.

De Advocaat-Generaal Wattel was het echter niet eens met het oordeel van het Hof. Hij stelde dat de doelstelling van de wet niet zo duidelijk was en dat de tekst en parlementaire geschiedenis niet wezenlijk uitsloten dat externe acquisities gefinancierd met externe leningen onder de wet vielen. Hij betoogde dat de zakelijke overwegingen voor de lening onvoldoende waren gemotiveerd en dat er een feitelijk onderzoek nodig was naar het verband tussen de kapitaalstorting en de gelieerde lening.

De Hoge Raad concludeerde dat het beroep gegrond was, vernietigde de eerdere uitspraken en verwees de zaak voor feitelijk onderzoek. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de zakelijke overwegingen en het verband tussen kapitaalstortingen en leningen in het kader van belastingrechtelijke vraagstukken.

Uitspraak

Derde kamer - uitspraak volgt