ECLI:NL:HR:2010:BO8203
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in relatie tot de rol van de vervoerder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983, was beschuldigd van het opzettelijk verrichten van handelingen met gevaarlijke stoffen in strijd met de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). De feiten betroffen een incident op 23 september 2005 in de gemeente Moerdijk, waar de verdachte samen met een ander gevaarlijke stoffen, specifiek Furaldehydes, vervoerde zonder te voldoen aan de wettelijke voorschriften. De verdediging stelde dat de verdachte niet als 'vervoerder' in de zin van het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR) kon worden aangemerkt, omdat hij een schipper in loondienst was.
Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het verbod in artikel 5 Wvgs niet alleen geldt voor de onderneming die het vervoer uitvoert, maar voor iedereen die feitelijk bij het vervoer van gevaarlijke stoffen betrokken is. De Hoge Raad bevestigde deze opvatting en vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete werd verlaagd naar € 4.850,- en de vervangende hechtenis naar 97 dagen, waarvan € 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM was overschreden, wat leidde tot deze vermindering.
De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de Wvgs en de verantwoordelijkheden van betrokkenen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, ongeacht hun formele rol als vervoerder. Dit arrest heeft implicaties voor de interpretatie van de wet en de verantwoordelijkheden van individuen in de transportsector.