ECLI:NL:HR:2010:BO7512
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de WSNP op basis van niet-naleven afdrachtverplichting en ontstaan van nieuwe schulden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) op grond van artikel 350, lid 3, onder c en d van de Faillissementswet. Verzoekster had niet voldaan aan haar afdrachtverplichting en had nieuwe bovenmatige schulden laten ontstaan. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2010 en een arrest van het gerechtshof van 2 juli 2010. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarmee de beslissing van het gerechtshof bevestigd en het beroep verworpen.
Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, waarbij de andere raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser betrokken waren. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de WSNP en de voorwaarden waaronder deze kan worden beëindigd.