ECLI:NL:HR:2010:BO7233
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ongegrondverklaring klaagschrift teruggave inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had een klaagschrift van klager, dat strekte tot teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag, ongegrond verklaard. De Rechtbank oordeelde dat het beslag was gelegd op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzette, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter later het geldbedrag verbeurd zou verklaren. De Hoge Raad oordeelde echter dat de Rechtbank het beslissingskader van artikel 94 Sv niet had miskend, maar dat de motivering van het oordeel niet toereikend was. Dit oordeel was enkel gebaseerd op de wisselende en niet met elkaar overeenkomende verklaringen van klager en zijn reisgenote over de herkomst en bestemming van het geldbedrag.
De zaak betreft een klaagschrift ingediend door klager, die stelde dat hij de eigenaar was van het in beslag genomen geldbedrag van € 60.000,00. Klager had verklaard dat het geld afkomstig was van zijn neef en bedoeld was voor de aankoop van een auto. De Rechtbank had echter vastgesteld dat het geld op rechtmatige wijze was in beslag genomen en dat er twijfels bestonden over de herkomst ervan, mede door de wisselende verklaringen van klager en de betrokkenen. De officier van justitie had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, wat de Rechtbank had overgenomen.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de motivering van de Rechtbank onvoldoende was, gezien de omstandigheden van de zaak en de verklaringen van de betrokkenen. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van klaagschriften in het kader van inbeslagneming en de vereisten voor een toereikende motivering door de Rechtbank.