ECLI:NL:HR:2010:BO6399

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02573 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Boorsma, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De Politierechter had de aanvrager veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar de aanvrager betwistte dat hij de persoon was die de strafbare feiten had gepleegd. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage gegrond was, omdat de stukken in het dossier steun boden voor de stelling van de aanvrager dat hij niet de persoon was die was aangehouden. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken, vooral wanneer er twijfels zijn over de identiteit van de verdachte.

Uitspraak

21 december 2010
Strafkamer
Nr. 10/02573 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 6 juni 2008, nummer 10/642900-07, ingediend door mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 (oud), onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" en 2. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" gepleegd resp. in de periode 19 juni 2006 tot en met 19 januari 2007 en op 19 januari 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als bijlagen bij de aanvrage zijn onder meer gevoegd:
(i) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op 8 oktober 2009 omstreeks 13:29 uur ontving ik een email van [betrokkene 1], de medewerkster van de PI Ter Apel. In de email stond het parketnummer 10-642900/07 vermeld en een foto van [aanvrager].
Op 6 oktober 2009 omstreeks 13:35 uur nam ik telefonisch contact op met het Openbaar Ministerie om na te gaan aan welke zaak het voornoemde parketnummer was gekoppeld. Uit de verstrekte informatie bleek dat het parketnummer was gekoppeld aan het dossier waarin ik een persoon genaamd [aanvrager] had aangehouden.
Ik zag dat de persoon op de foto, die mij per email was toegezonden door de medewerkster, [betrokkene 1], van de PI Ter Apel, niet de persoon was, die ik in 2006 (de Hoge Raad leest: 2007) had aangehouden ter zake een gepleegd strafbaar feit. Op 8 oktober 2009 omstreeks 13:46 stelde ik de zaaksofficier van Justitie van mijn bevindingen op de hoogte. Direct hierop werd de executieofficier van Justitie op de hoogte gesteld van mijn bevindingen door de zaaksofficier van Justitie."
(ii) een brief van de Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket Rotterdam van 13 november 2009, gericht aan de aanvrager, met als kenmerk parketnummer 10-642900-07 en als onderwerp "Kennisgeving sepot", voor zover inhoudende:
"Op mijn parket is een proces-verbaal binnengekomen, waarin u als verdachte bent aangemerkt.
Inmiddels heb ik besloten u daarvoor niet (verder) te vervolgen. De reden hiervoor is dat naar mijn oordeel:
u ten onrechte als verdachte bent aangemerkt.
Deze zaak is hiermee afgedaan, tenzij
a. ik op grond van nieuwe feiten of omstandigheden deze beslissing moet herzien;
b. het gerechtshof alsnog een vervolging beveelt. Dat kan als een ander, die is benadeeld door het feit waarvan u nu verdacht wordt, zich beklaagt over mijn beslissing u niet te vervolgen.
De officier van justitie."
4.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een proces-verbaal van aanhouding van 22 januari 2007, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op vrijdag 19 januari 2007 (...) hebben wij op het [a-straat] ter hoogte van nummer [001], [0000 BB plaats], aangehouden:
Verdachte
Naam: [aanvrager] (man)
Voornamen: [aanvrager]
Geboren te: [geboorteplaats]
Geboren op: [geboortedatum]1964
Geboorteland: Suriname
Nationaliteit: Surinaamse
Adres: [b-straat 1]
Plaats: [0000 AA plaats]
Reden aanhouding
Op heterdaad en op grond van artikel 2/1/B Opiumwet.
(...)."
4.3. De inhoud van de hiervoor weergegeven stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van persoonsverwisseling, in die zin dat de op 19 januari 2007 aangehouden persoon zich voor de aanvrager heeft uitgegeven.
4.4. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
de Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 6 juni 2008;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 december 2010.