ECLI:NL:HR:2010:BO5364
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorwaardelijk opzet bij het storten van afvalstoffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk storten van afvalstoffen op een perceel zonder de benodigde vergunningen. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zijn medeverdachte de afspraken omtrent het storten van afvalstoffen niet zou naleven, en concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze enkele omstandigheid onvoldoende was om te concluderen tot voorwaardelijk opzet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de bewezenverklaring en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling in het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd opgemerkt dat het middel niet tot cassatie kon leiden en geen nadere motivering behoefde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het vaststellen van opzet in strafzaken.