ECLI:NL:HR:2010:BO5198
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststellingsovereenkomst en onrechtmatig handelen van de bank met betrekking tot beleggingsverliezen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], tegen de ING Groep N.V. en ING Bank N.V. De eisers hebben een beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 14 juli 2009 is gewezen. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst die is gesloten in verband met door de eisers geleden beleggingsverliezen. De centrale vraag in deze procedure is of deze overeenkomst aantastbaar is op grond van definitieve kennis die de eisers hebben verkregen over fouten in een rapport dat is opgesteld door de interne accountantsdienst van de bank. Daarnaast wordt de vraag gesteld of er sprake is van onrechtmatig handelen door de bank.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 december 2010 geoordeeld dat de klachten die door de eisers in hun cassatieberoep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwijst naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de ING Groep en ING Bank zijn begroot op nihil.
De uitspraak is gedaan door de raadsheren A. Hammerstein (voorzitter), F.B. Bakels, C.E. Drion en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van verbintenissenrecht en de beoordeling van vaststellingsovereenkomsten in het licht van onrechtmatig handelen.