ECLI:NL:HR:2010:BO4929
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Erkenning van buitenlands arbitraal vonnis en de voorwaarden voor erkenning onder de Wet op de rechterlijke organisatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan over de erkenning van een buitenlands arbitraal vonnis. De verzoekster, Vastint Holding B.V., had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het hof die de erkenning van het arbitraal vonnis in Nederland had bepaald. De zaak betreft een geschil tussen Vastint en de verweerders, die onder andere een Pools en een Guernsey bedrijf omvatten, over de vergoeding voor de verwerving van aandelen in een joint venture. De arbitrageprocedure, die in Stockholm plaatsvond, leidde tot een arbitraal vonnis waarin verplichtingen voor Vastint werden vastgesteld. Vastint betwistte de erkenning van dit vonnis in Nederland, onder andere op basis van het argument dat het een tussenvonnis betreft en dus niet bindend is. De Hoge Raad oordeelde dat de vraag of het arbitraal vonnis niet voor erkenning vatbaar is omdat het een tussenvonnis is, niet voor het eerst in cassatie kan worden aangevoerd. De Hoge Raad benadrukte dat de erkenning van het vonnis niet in strijd is met de openbare orde en dat de rechter niet ambtshalve de vraag van erkenning had moeten onderzoeken. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde Vastint in de kosten van het geding in cassatie.