ECLI:NL:HR:2010:BO4520
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Faillissement en betaling aan bestuurder in privé tijdens faillissement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de curator van [A] B.V. De zaak betreft de vraag of een betaling aan de bestuurder in privé van een tijdens het faillissement ontstane vordering bevrijdend kan zijn jegens de curator, in het licht van de artikelen 20, 24 en 52 van de Faillissementswet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waartegen [eiseres] cassatie heeft ingesteld. De advocaat van [eiseres], mr. E. Grabandt, heeft de zaak toegelicht, terwijl de curator niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.