ECLI:NL:HR:2010:BO3415

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03406
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering bij inbraken met gestolen auto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een serie bedrijfsinbraken en had zich samen met medeverdachten in een gestolen auto naar Friesland begeven. Het hof had de verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging had genomen. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor diefstal in vereniging op zijn naam staan, waaronder een gevangenisstraf van 24 maanden voor eerdere inbraken.

De advocaat-generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de verdachte over de strafmotivering niet terecht was, omdat het hof geen onjuiste conclusies had getrokken over de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de auto. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de lagere rechters, vooral in zaken met een strafrechtelijke achtergrond zoals deze.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de strafmotivering van het hof voldoende was en dat de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaar wogen in de beoordeling van de strafmaat. De zaak illustreert de strikte eisen die aan de motivering van straffen worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling en rechtseenheid.

Uitspraak

14 december 2010
Strafkamer
nr. 09/03406
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 4 december 2008, nummer 24/002273-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2. Het Hof heeft aan de verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd en ter motivering daarvan het volgende overwogen:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 13 mei 2007 samen met anderen schuldig gemaakt aan een viertal bedrijfsinbraken. Verdachte heeft hierdoor niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betrokkenen door de goederen weg te nemen, maar ook schade toegebracht aan de gebouwen van de bedrijven. Het gaat hier om ergerlijke feiten, die veel schade en hinder meebrengen voor de betrokkenen.
Bij de beoordeling van de ernst van de feiten neemt het hof in aanmerking dat verdachte en zijn medeverdachten zich vanaf hun woonplaats in het zuiden van het land in een gestolen auto naar Friesland hebben begeven teneinde in te breken en dat zij daarbij kennelijk brutaal, planmatig en georganiseerd te werk zijn gegaan.
Uit de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2008 blijkt dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld voor diefstal in vereniging, onder meer tot gevangenisstraffen. Op 6 juni 2006 is verdachte nog veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden voor meerdere inbraken. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden de onderhavige delicten te plegen.
Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde straf geen recht doet aan de hiervoor omschreven ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof is van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is."
2.3. Blijkens deze overweging heeft het Hof bij de beoordeling van de ernst van de feiten in aanmerking genomen dat de verdachte en zijn medeverdachten zich in een gestolen auto naar Friesland hebben begeven. De klacht dat het Hof aldus "suggereert of impliceert" dat zij op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij de diefstal van die auto, berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest aangezien het Hof daaromtrent niets heeft vastgesteld.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 december 2010.