ECLI:NL:HR:2010:BO3415
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafmotivering bij inbraken met gestolen auto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een serie bedrijfsinbraken en had zich samen met medeverdachten in een gestolen auto naar Friesland begeven. Het hof had de verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging had genomen. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor diefstal in vereniging op zijn naam staan, waaronder een gevangenisstraf van 24 maanden voor eerdere inbraken.
De advocaat-generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de verdachte over de strafmotivering niet terecht was, omdat het hof geen onjuiste conclusies had getrokken over de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de auto. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de lagere rechters, vooral in zaken met een strafrechtelijke achtergrond zoals deze.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de strafmotivering van het hof voldoende was en dat de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaar wogen in de beoordeling van de strafmaat. De zaak illustreert de strikte eisen die aan de motivering van straffen worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling en rechtseenheid.