ECLI:NL:HR:2010:BO3344

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04165
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging omgangsregeling ex art. 1:377e BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van een omgangsregeling op basis van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is gestart door de man, die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.T.R.F. Carli, heeft het cassatierekest ingediend na een eerdere beschikking van de kinderrechter in Amsterdam, die op 25 november 2008 was gegeven en later was verbeterd op 3 december 2008. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, heeft verzocht om het cassatieberoep te verwerpen.

De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen. Tevens heeft de Hoge Raad de man veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.130,07, waarvan een deel aan de Griffier en een deel aan de vrouw moet worden betaald.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 december 2010
Eerste Kamer
09/04165
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 08-1510/398136 van de kinderrechter te Amsterdam van 25 november 2008, verbeterd bij herstelbeschikking van 3 december 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.026.165/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 14 juli 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 De Hoge Raad ziet aanleiding de man te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 2.130,07 in totaal, waarvan € 2.064,57 op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier, en € 65,50 te voldoen aan de vrouw.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 december 2010.