ECLI:NL:HR:2010:BO2882

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie na verwijzing; omvang rechtsstrijd na verwijzing; taak verwijzingsrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure na verwijzing. De zaak betreft een geschil tussen een man en een vrouw, waarbij de man als eiser tot cassatie en de vrouw als verweerster in cassatie optreedt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 27 april 2007, waarin de Hoge Raad reeds had geoordeeld over de verrekening van de waarde van een woning te Westmaas. Het hof had in zijn arrest van 30 december 2008 een beslissing genomen die door de man in cassatie werd bestreden. De vrouw had ook incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn taak als verwijzingsrechter heeft miskend door het geding opnieuw te verwijzen, terwijl de rechtsstrijd na cassatie al was afgebakend. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar de rechtbank Dordrecht voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging en verwijzing, en de Hoge Raad volgt dit advies.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/01392
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. zijn arrest tussen partijen in de zaak nr. C05/234, LJN AZ4567 van 27 april 2007;
b. het arrest in de zaak 106.007.118/01 (rolnummer 1026/07) van het gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de vrouw mede door mr. M.E.M.G. Peletier, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt
- in het principale en in het onvoorwaardelijk incidentele cassatieberoep: tot vernietiging en ver-wijzing als in 3.6 van de conclusie vermeld;
- in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep: tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 12 november 2010 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en (gedeeltelijk) voorwaardelijk incidentele cassatieberoep
3.1 De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 27 april 2007, C05/234, LJN AZ4567. Daarin heeft de Hoge Raad, voor zover thans van belang, geoordeeld dat de onderdelen 4.1 tot en met 4.6 van het principale beroep van de vrouw met betrekking tot de verrekening van de waarde van de woning te Westmaas geen doel treffen. De Hoge Raad heeft het geding verwezen naar het hof dat het thans in cassatie bestreden arrest heeft gewezen. Het hof heeft in rov. 3.16 van zijn arrest overwogen dat het veronder-stellenderwijs ervan uitgaat dat het voormelde arrest van de Hoge Raad een schrijffout bevat en dat ook onderdeel 4.7 van het destijds aangevoerde middel is verworpen. Deze veronderstelling is juist.
3.2 Daarmee staat vast dat de Hoge Raad in zijn voormelde arrest het cassatieberoep van de vrouw ter zake van het door het gerechtshof te 's-Gravenhage besliste geschilpunt omtrent de verrekening van de waarde van de woning te Westmaas heeft verworpen. Op grond hiervan kon over dit geschilpunt na verwijzing niet meer (opnieuw) worden beslist. Anders dan het hof heeft geoordeeld, gaat het hier niet om de beantwoording van de vraag of mocht worden teruggekomen van de bindende eindbeslissing van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Daartoe bestond voor het hof in dit stadium van het geding geen mogelijkheid, nu de rechtsstrijd na cassatie door de verwerping van de desbetreffende onderdelen van het middel aldus was afgebakend dat over dit geschilpunt definitief was beslist en dat het tevergeefs bestreden oordeel van het gerechtshof te 's-Gravenhage in zoverre onaantastbaar was geworden. Het principale middel klaagt dus terecht dat het hof zijn taak als verwijzingsrechter heeft miskend. De overige klachten van het principale middel behoeven geen behandeling. Onderdeel 2 van het (voorwaardelijk) incidentele middel faalt.
3.3 Onderdeel 1 van het incidentele middel neemt met juistheid tot uitgangspunt dat de rechter naar wie het geding door de Hoge Raad ter verdere behandeling en beslissing wordt verwezen, gehouden is het geding zelf verder te behandelen en af te doen zonder dit te verwijzen naar een andere rechter, tenzij de Hoge Raad bij zijn verwijzing de mogelijkheid tot verdere verwijzing heeft geopend (HR 27 januari 1995, nr. 15585, LJN ZC1626, NJ 1995/530). Nu het hof in strijd met dit uitgangspunt tot verwijzing heeft beslist, treft het onderdeel doel. Beide partijen verlangen blijkbaar niettemin verwijzing naar de rechtbank Dordrecht. Daarom zal de Hoge Raad de zaak naar deze rechtbank verwijzen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2008;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar de rechtbank Dordrecht;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.