ECLI:NL:HR:2010:BO2880
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot voorlopige machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De zaak is aanhangig gemaakt door de betrokkene, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, tegen de beschikking van de rechtbank Groningen van 28 juni 2010. De rechtbank had bepaald dat de verleende machtiging geldig was tot en met 29 december 2010. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie geadviseerd om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze de geldigheid van de machtiging tot en met 29 december 2010 vaststelt, en om de geldigheidsduur te bepalen tot en met 28 december 2010.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, omdat de geldigheidsduur van de machtiging in strijd was met artikel 10 lid 4 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Dit artikel bepaalt dat de duur van een voorlopige machtiging maximaal zes maanden na de dagtekening van de beschikking kan zijn. Aangezien de beschikking was gedateerd op 28 juni 2010, kon de machtiging niet langer duren dan tot 28 december 2010. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de geldigheidsduur van de machtiging vastgesteld tot en met 28 december 2010, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wet Bopz en de noodzaak om de geldigheidsduur van voorlopige machtigingen correct vast te stellen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de betrokken partijen zijn aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.