ECLI:NL:HR:2010:BO2786
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot schadevergoeding en wettelijke rente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1966 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De betrokkene was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partijen, maar het Hof had verzuimd om ook de wettelijke rente en proceskosten in mindering te brengen bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet alleen rekening had moeten houden met de schadevergoeding, maar ook met de wettelijke rente en proceskosten die aan de benadeelde partijen waren toegewezen. De Hoge Raad heeft het verzuim van het Hof hersteld door de wettelijke rente en proceskosten alsnog in mindering te brengen. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 25.057,31, wat een vermindering inhoudt ten opzichte van het eerder opgelegde bedrag van € 26.351,54.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante financiële verplichtingen bij de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel, en bevestigt dat ook wettelijke rente en proceskosten in aanmerking moeten worden genomen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke uitspraak in het kader van het strafrecht en de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en biedt duidelijkheid over de toepassing van artikel 36e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.