ECLI:NL:HR:2010:BO2558
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zonder mededeling aan de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid die aan de verdachte was opgelegd. De verdachte was op 6 april 2007 bij verstek veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De proeftijd was vastgesteld op twee jaar, maar er was geen mededeling van de voorwaardelijke veroordeling aan de verdachte gedaan, zoals vereist door artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof had echter geoordeeld dat de proeftijd was ingegaan op de vijftiende dag na de einduitspraak, omdat de dagvaarding aan de verdachte in persoon was betekend. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het ontbreken van de mededeling aan de verdachte niet in de weg stond aan het ingaan van de proeftijd. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de verdachte is om naar de uitkomst van de berechting te informeren. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat het hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd.