ECLI:NL:HR:2010:BO1812
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verdeling van nalatenschap en de aard van een bankrekening als afgescheiden vermogen
In deze zaak, die op 17 december 2010 door de Hoge Raad werd behandeld, ging het om de verdeling van een nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betrof de vraag of het saldo van een bankrekening, dat naar eigen aard en karakter als een afgescheiden vermogen kon worden beschouwd, bij de verdeling van de nalatenschap moest worden meegenomen. De Hoge Raad verwees naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties waren gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Rotterdam en arresten van het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.