ECLI:NL:HR:2010:BO1812

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04084
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschap en de aard van een bankrekening als afgescheiden vermogen

In deze zaak, die op 17 december 2010 door de Hoge Raad werd behandeld, ging het om de verdeling van een nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betrof de vraag of het saldo van een bankrekening, dat naar eigen aard en karakter als een afgescheiden vermogen kon worden beschouwd, bij de verdeling van de nalatenschap moest worden meegenomen. De Hoge Raad verwees naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties waren gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Rotterdam en arresten van het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

17 december 2010
Eerste Kamer
09/04084
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 232864/HA ZA 05-417 van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2005 en 18 oktober 2006;
b. de arresten in de zaak 105.006.113/01 (rolnummer 07/248) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 maart 2007 en 17 februari 2009.
Het arrest van 17 februari 2009 van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 december 2010.