ECLI:NL:HR:2010:BO1808

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage met betrekking tot een koopovereenkomst onder invloed van dwaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een koopovereenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd voor zover [eiser] in het dictum onvoorwaardelijk was veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan [verweerder]. De Hoge Raad heeft daarbij de voorwaarde verbonden dat [verweerder] het motorjacht, dat in het proces aan de orde was, aan [eiser] dient af te geven. Dit betekent dat de Hoge Raad de veroordeling van het hof heeft aangepast door een voorwaarde te verbinden aan de betaling, wat een belangrijke wijziging in de uitspraak met zich meebrengt.

De zaak is eerder behandeld in verschillende instanties, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 4 april 2003 en meerdere tussenarresten van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar deze eerdere arresten en de relevante processtukken. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot vernietiging van het eindarrest van het hof, maar slechts voor een specifiek onderdeel van het dictum. De Hoge Raad heeft de overige klachten van [eiser] verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral in het kader van het verbintenissenrecht en procesrecht, en biedt duidelijkheid over de voorwaarden die aan veroordelingen kunnen worden verbonden. De kosten van het geding in cassatie zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/01592
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. zijn arrest tussen partijen in de zaak C01/238, LJN AF2843, NJ 2003/361, van 4 april 2003;
b. het arrest in de zaak 03/1676 / 105.001.382/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 november 2006, 22 mei 2007 (tussenarresten) en 27 januari 2009 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen zowel de tussenarresten als het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot:
- vernietiging van het eindarrest van het hof, doch slechts ten aanzien van het onder 29 van de conclusie vermelde onderdeel van het dictum, en afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als onder 29 is aangegeven, en
- verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De onderdelen Ia, Ib, Ic, IIIa en IIIb kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Onderdeel II is in zoverre terecht voorgedragen dat het hof heeft verzuimd aan de veroordeling van [eiser] de in het dictum van het bestreden arrest gespecificeerde bedragen aan [verweerder] te betalen, de voorwaarde te verbinden dat [verweerder] het ten processe bedoelde motorjacht aan [eiser] afgeeft. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door deze voorwaarde alsnog aan de door het hof uitgesproken veroordeling te verbinden.
3.3 De overige door onderdeel II aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 2009 voor zover [eiser] in het dictum daarvan onvoorwaardelijk is veroordeeld de daarin gespecificeerde bedragen aan [verweerder] te betalen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verbindt aan deze veroordeling alsnog de voorwaarde dat [verweerder] het ten processe bedoelde motorjacht [A] aan [eiser] afgeeft;
verwerpt het beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus, dat iedere partij de hare draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.