ECLI:NL:HR:2010:BO1713

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04911
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en opzet in strafzaak betreffende bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het in bezit hebben van een afbeelding van seksuele gedragingen van een minderjarige. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Wortelboer. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de bewezenverklaring van feit 5, en verzocht om verwijzing naar een aangrenzend hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte niet voldoende was gemotiveerd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kon niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het in bezit hebben van de afbeelding. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak, voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen was, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.

De zaak betrof een verdachte die in de periode van 6 april 2006 tot en met 29 januari 2007 een gegevensdrager met een afbeelding van seksuele gedragingen had bezeten. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van de bewezenverklaring ontoereikend was en dat de uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. Dit leidde tot de beslissing om de zaak terug te verwijzen voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

26 oktober 2010
Strafkamer
nr. 08/04911
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, van 7 november 2008, nummer 22/004776-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van de feiten 1, 2, 3, 4, 6, en 7 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof om dienaangaande opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van hetgeen onder 5 is tenlastegelegd ontoereikend is gemotiveerd.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder feit 5 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 6 april 2006 t/m 29 januari 2007 te 's-Gravenhage (een) gegevensdrager bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, te weten:
11. een beeldfile (filmfile), waarop is te zien dat een 15 à 16-jarige jongen zijn stijve penis uit zijn onderbroek haalt en zich masturbeert, bij welke vorenbedoelde afbeelding een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik heb in die tijd veel porno gedownload. Ik gebruikte de betreffende laptop."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 augustus 2007, voor zover inhoudende:
"Ik heb geen voorkeur voor jonge kinderen en heb het nooit bewust gedownload. Misschien is het per abuis gebeurd als ik andere seks downloadde."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Vraag: Heb je wel eens kinderporno gezien?
Ja, op de computer. Dat was een laptop die ik in huis had waarmee ik sekssites bezocht."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"- Dat het personeel van de Ploeg Digitale Expertise de in beslag genomen laptop van verdachte aan onderzoek onderworpen heeft.
- Dat is gebleken dat er 1 filmfile op de computer aanwezig is die voldeed aan de criteria van strafbaarstelling in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
- Dat op deze beeldfile te zien is dat een 15 à 16-jarige jongen zijn stijve penis uit zijn onderbroek haalt en zich masturbeert."
e. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik heb in die tijd (het hof begrijpt in de tenlastegelegde periode van 6 april 2006 tot en met 29 januari 2007) veel porno gedownload."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], en een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
"Verdachte
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Adres: [a-straat 1]
Woonplaats: [woonplaats]
Bij de doorzoeking in de woning [a-straat 1] te [woonplaats] heb ik, verbalisant, het volgende goed inbeslaggenomen:
Voorwerp: pc
Nadere omschrijving:Laptop
Merk: Asus."
2.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - was gericht op het in het bezit hebben van de in de bewezenverklaring bedoelde afbeelding. De bestreden uitspraak is in dat opzicht dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 oktober 2010.