ECLI:NL:HR:2010:BO1713
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering en opzet in strafzaak betreffende bezit van kinderporno
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het in bezit hebben van een afbeelding van seksuele gedragingen van een minderjarige. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Wortelboer. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de bewezenverklaring van feit 5, en verzocht om verwijzing naar een aangrenzend hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte niet voldoende was gemotiveerd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kon niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het in bezit hebben van de afbeelding. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak, voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen was, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De zaak betrof een verdachte die in de periode van 6 april 2006 tot en met 29 januari 2007 een gegevensdrager met een afbeelding van seksuele gedragingen had bezeten. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van de bewezenverklaring ontoereikend was en dat de uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. Dit leidde tot de beslissing om de zaak terug te verwijzen voor een nieuwe behandeling.