ECLI:NL:HR:2010:BO1652

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02576
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en de gebondenheid van gewezen echtgenoot aan niet uitgevoerde overeenkomst tot scheiding en deling

In deze zaak, die op 17 december 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de gebondenheid van de gewezen echtgenoot aan een gedurende lange tijd niet uitgevoerde overeenkomst tot scheiding en deling van gemeenschappelijke goederen. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 maart 2009 is gewezen. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De advocaat van de man, mr. D.Th.J. van der Klei, heeft de zaak toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de beslissing is genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk.

Uitspraak

17 december 2010
Eerste Kamer
09/02576
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J, van der Klei,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 165482/HA ZA 06-1618 van de rechtbank Breda van 16 mei 2007 en 12 september 2007;
b. het arrest in de zaak HD 103.005.973 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 december 2010.