ECLI:NL:HR:2010:BO1652
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en de gebondenheid van gewezen echtgenoot aan niet uitgevoerde overeenkomst tot scheiding en deling
In deze zaak, die op 17 december 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de gebondenheid van de gewezen echtgenoot aan een gedurende lange tijd niet uitgevoerde overeenkomst tot scheiding en deling van gemeenschappelijke goederen. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 maart 2009 is gewezen. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De advocaat van de man, mr. D.Th.J. van der Klei, heeft de zaak toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de beslissing is genomen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk.